Overzicht


Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor ferier in het Zweeds

ferier:

ferier zelfstandig naamwoord

  1. ferier
    ferier; semester; lov
    • ferier zelfstandig naamwoord
    • semester [-en] zelfstandig naamwoord
    • lov [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. ferier
    avbrott; paus; ferier; parlamentsuppehåll

ferier

  1. ferier

Alternatieve synoniemen voor "ferier":