Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- tokig:
-
Wiktionary:
- tokig → mesjogge, mesjoche, dol, dolzinnig, gek, krankzinnig, stapel, uitzinnig, waanzinnig, zot
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor tokig (Zweeds) in het Nederlands
tokig:
-
tokig (spritt språngande galen; knäppt; knasigt; vrickat; vrickad; föryckt)
geschift; krankjorum; knettergek; kierewiet; knots; niet goed snik; hoorndol; getikt-
geschift bijvoeglijk naamwoord
-
krankjorum bijvoeglijk naamwoord
-
knettergek bijvoeglijk naamwoord
-
kierewiet bijvoeglijk naamwoord
-
knots bijvoeglijk naamwoord
-
niet goed snik bijvoeglijk naamwoord
-
hoorndol bijvoeglijk naamwoord
-
getikt bijvoeglijk naamwoord
-
-
tokig (tokigt; idiotiskt; idiotisk)
-
tokig (tokigt; vansinnig)
-
tokig (fnoskig; tokigt; vrickat; fnoskigt)
niet helemaal in orde; halfzacht; halfgaar; eiig-
niet helemaal in orde bijvoeglijk naamwoord
-
halfzacht bijvoeglijk naamwoord
-
halfgaar bijvoeglijk naamwoord
-
eiig bijvoeglijk naamwoord
-