Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Zoek: skinka

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: skinka

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

skinka:
- achterbout van varken; ham; bil; dikke dijen; hammen
Wiktionary:
- skinka → ham
- skinka → bil, ham, hesp

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor skinka (Zweeds) in het Nederlands

skinka:

skinka [-en] zelfstandig naamwoord

skinka
achterbout van varken; de ham
- achterbout van varken [znw.] zelfstandig naamwoord
- ham [de ~] zelfstandig naamwoord
skinka (bakdel; bakhalva)
de bil
- bil [de ~] zelfstandig naamwoord
skinka (skinkstek)
dikke dijen; de hammen
- dikke dijen [znw.] zelfstandig naamwoord
- hammen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor skinka:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
achterbout van varken	skinka
bil	bakdel; bakhalva; skinka
dikke dijen	skinka; skinkstek
ham	skinka
hammen	skinka; skinkstek

Wiktionary: skinka

skinka

noun

het vlees van de achterkant van een varken
- ham → skinka

Cross Translation:

From	To	Via
• skinka	→ bil	↔ buttock — each of the two large fleshy halves of the posterior part of the body
• skinka	→ bil	↔ cheek — colloquial: buttock
• skinka	→ ham; hesp	↔ ham — thigh of a hog cured for food
• skinka	→ ham	↔ Schinken — Fleisch der Schenkel von Schlachtvieh meist im engeren Sinne von Schweinen
• skinka	→ bil	↔ Arschbacke — vulgär: Teil des Gesäßes
• skinka	→ bil	↔ fesse — anatomie\|fr Chacune des deux masses charnues situées à la partie postérieure du bassin, chez l’être humain et certains mammifères.
• skinka	→ ham; hesp	↔ jambon — cuisse (partie supérieure de la patte arrière) d'un suidé (porc ou sanglier), qui a été préparée par cuisson, salage, fumage ou boucanage, comme nourriture.