Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
lunch:
-
Wiktionary:
lunch → middageten, lunch, (<a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/nl/sv/search?q=licht&l=sv%7Cnl" title="Vertaal 'licht' van Nederlands naar Zweeds"><span lang="nl">licht</span></a>) <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/nl/sv/search?q=middagmaal&l=sv%7Cnl" title="Vertaal 'middagmaal' van Nederlands naar Zweeds"><span lang="nl">middagmaal</span></a>
-
Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor lunch (Zweeds) in het Nederlands
Wiktionary: lunch
Cross Translation:
Verwante vertalingen van lunch
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lunch (Nederlands) in het Zweeds
lunch:
-
de lunch (koffiemaaltijd)
kall lunch-
kall lunch zelfstandig naamwoord
-
-
de lunch (lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schaftuur; schafttijd)
Vertaal Matrix voor lunch:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kall lunch | koffiemaaltijd; lunch | |
lunchrast | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | lunchtijd; lunchuur |
Verwante woorden van "lunch":
lunchen:
-
lunchen
Conjugations for lunchen:
o.t.t.
- lunch
- luncht
- luncht
- lunchen
- lunchen
- lunchen
o.v.t.
- lunchte
- lunchte
- lunchte
- lunchten
- lunchten
- lunchten
v.t.t.
- heb geluncht
- hebt geluncht
- heeft geluncht
- hebben geluncht
- hebben geluncht
- hebben geluncht
v.v.t.
- had geluncht
- had geluncht
- had geluncht
- hadden geluncht
- hadden geluncht
- hadden geluncht
o.t.t.t.
- zal lunchen
- zult lunchen
- zal lunchen
- zullen lunchen
- zullen lunchen
- zullen lunchen
o.v.t.t.
- zou lunchen
- zou lunchen
- zou lunchen
- zouden lunchen
- zouden lunchen
- zouden lunchen
diversen
- lunch!
- luncht!
- geluncht
- lunchend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lunchen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
luncha | lunchen | |
äta | lunchen | eten; laven; leegeten; lenigen; lessen; opeten; opvreten; schaften; tegoed doen; vreten |
äta lunch | lunchen |