Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kurs (Zweeds) in het Nederlands

kurs:

kurs [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kurs (instruction; lärande; lektion)
    de cursus; het onderwijs; de les; onderrichting; het onderricht
  2. kurs (värde)
    het gedrag; de besturing; de houding; de leiding; de rijrichting; de plan
    • gedrag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • besturing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • houding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rijrichting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. kurs (studie)
    de studie; de cursus; de leergang; kursus
    • studie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • cursus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leergang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kursus [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. kurs (riktning)
    de richting; de koers
    • richting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. kurs (riktning)
    de route; de koers
    • route [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. kurs (börspris; börsnotering)
    de koersnotering
  7. kurs
    de cursus
    • cursus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kurs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besturing kurs; värde styrning
cursus instruction; kurs; lektion; lärande; studie
gedrag kurs; värde beteende; uppförande
houding kurs; värde hållning; mentalitet; position; postyr; ställning; ståndpunkt
koers kurs; riktning navigationsrutt; sjöväg; valutakors; växelkurs
koersnotering börsnotering; börspris; kurs
kursus kurs; studie
leergang kurs; studie
leiding kurs; värde direktion; frontposition; kabel; ledande; ledning; management; styrelse
les instruction; kurs; lektion; lärande lektion; läxa; timme; undervisning
onderricht instruction; kurs; lektion; lärande lektion; läxa; undervisning
onderrichting instruction; kurs; lektion; lärande lektion; läxa; undervisning
onderwijs instruction; kurs; lektion; lärande lektion; läxa; undervisning; uppfostran; utbildning; utbildningsväsen
plan kurs; värde nivå; plan; planering; projekt; vilja
richting kurs; riktning
rijrichting kurs; värde
route kurs; riktning bana; flöde; färd; sträcka; väg
studie kurs; studie studie; övning; övningsstycke
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plan plan

Synoniemen voor "kurs":


Wiktionary: kurs


Cross Translation:
FromToVia
kurs cursus course — period of learning
kurs weg path — a course taken
kurs cursus Kurs — eine Lehrveranstaltung, eine Bildungsveranstaltung, ein Abschnitt oder Modul einer solchen Veranstaltung
kurs koers Kurs — eine eingeschlagene, vorgeschriebene und oder aufgezeichnete Richtung einer Person, eines Fahrzeuges, eines Flugzeugs oder eines Schiffes,
kurs koers KursFinanzwesen: Handelspreis eines Wertpapieres
kurs koers KursFinanzwesen: Wertverhältnis von Währungen
kurs koers KursFinanzwesen: Wert eines Zahlungsmittels in einer Transaktion

Verwante vertalingen van kurs