Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. frist:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor frist (Zweeds) in het Nederlands

frist:

frist [-en] zelfstandig naamwoord

  1. frist (senareläggande; försening; uppskjutning; uppskjutande)
    het uitstel; het respijt
    • uitstel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • respijt [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor frist:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
respijt frist; försening; senareläggande; uppskjutande; uppskjutning anstånd; betänketid; respit; uppskov
uitstel frist; försening; senareläggande; uppskjutande; uppskjutning anstånd; respit; uppskov

Synoniemen voor "frist":

  • andrum

Wiktionary: frist


Cross Translation:
FromToVia
frist termijn Frist — Zeitraum für ein bestimmtes Ziel oder Vorhaben
frist termijn Frist — spätester Zeitpunkt