Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. avgång:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor avgång (Zweeds) in het Nederlands

avgång:

avgång [-en] zelfstandig naamwoord

  1. avgång (avresa)
    het vertrek; de afreis
    • vertrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afreis [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. avgång (avsked)
    het verlaten
    • verlaten [het ~] zelfstandig naamwoord

avgång bijvoeglijk naamwoord

  1. avgång
    vertrokken

Vertaal Matrix voor avgång:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreis avgång; avresa
verlaten avgång; avsked
vertrek avgång; avresa kammare; rum
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten avgå ifrån; avresa; lämna i sticket; överge
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten bortglömd; bortglömt; isolerat; öde; övergivet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vertrokken avgång

Synoniemen voor "avgång":

  • avfärd

Wiktionary: avgång

avgång
noun
  1. de actie van het vertrekken of weggaan

Cross Translation:
FromToVia
avgång abdicatie abdication — the act of abdicating; the renunciation of a high office, dignity, or trust, by its holder
avgång vertrek departure — The act of departing
avgång vertrek AbflugLuftfahrt: die nach Flugplan vorgesehene Startzeit eines Luftfahrzeuges
avgång vertrek AbfahrtBeginn einer Fahrt (meist zu einem bestimmten Zeitpunkt oder ab einem bestimmten, örtlich festgelegten Punkt)
avgång vertrek départ — Action de quitter