Zweeds

Uitgebreide vertaling voor tryckt (Zweeds) in het Nederlands

tryckt:

tryckt bijvoeglijk naamwoord

  1. tryckt
    gedrukt; afgedrukt

Vertaal Matrix voor tryckt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedrukt tryckt bedrövat; deprimerat; låg; lågt; nere; nerslagen; nerslaget; tryck
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgedrukt tryckt avtryckt; upptryckt

Synoniemen voor "tryckt":


tryckt vorm van trycka:

trycka werkwoord (trycker, tryckte, tryckt)

  1. trycka
    bedrukken; opdrukken; overdrukken
    • bedrukken werkwoord (bedruk, bedrukt, bedrukte, bedrukten, bedrukt)
    • opdrukken werkwoord (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, opgedrukt)
    • overdrukken werkwoord (overdruk, overdrukt, overdrukte, overdrukten, overdrukt)
  2. trycka
    boekdrukken
    • boekdrukken werkwoord (druk boek, drukt boek, drukte boek, drukten boek, boekgedrukt)
  3. trycka (trycka på papper; printa)
    printen
    • printen werkwoord (print, printte, printten, geprint)
  4. trycka (pressa; trycka fast)
    aandrukken; vastdrukken
    • aandrukken werkwoord (druk aan, drukt aan, drukte aan, drukten aan, aangedrukt)
    • vastdrukken werkwoord (druk vast, drukt vast, drukte vast, drukten vast, vastgedrukt)
  5. trycka (pressa)
    oppersen
    • oppersen werkwoord (pers op, perst op, perste op, persten op, opgeperst)
  6. trycka (klämma)
    persen
    • persen werkwoord (pers, perst, perste, persten, geperst)
  7. trycka (prägla)
    prenten
    • prenten werkwoord (prent, prentte, prentten, geprent)

Conjugations for trycka:

presens
  1. trycker
  2. trycker
  3. trycker
  4. trycker
  5. trycker
  6. trycker
imperfekt
  1. tryckte
  2. tryckte
  3. tryckte
  4. tryckte
  5. tryckte
  6. tryckte
framtid 1
  1. kommer att trycka
  2. kommer att trycka
  3. kommer att trycka
  4. kommer att trycka
  5. kommer att trycka
  6. kommer att trycka
framtid 2
  1. skall trycka
  2. skall trycka
  3. skall trycka
  4. skall trycka
  5. skall trycka
  6. skall trycka
conditional
  1. skulle trycka
  2. skulle trycka
  3. skulle trycka
  4. skulle trycka
  5. skulle trycka
  6. skulle trycka
perfekt particip
  1. har tryckt
  2. har tryckt
  3. har tryckt
  4. har tryckt
  5. har tryckt
  6. har tryckt
imperfekt particip
  1. hade tryckt
  2. hade tryckt
  3. hade tryckt
  4. hade tryckt
  5. hade tryckt
  6. hade tryckt
blandad
  1. tryck!
  2. tryck!
  3. tryckt
  4. tryckande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

trycka [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. trycka
    het afdruksel

Vertaal Matrix voor trycka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruksel trycka
overdrukken nyutgåva
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrukken pressa; trycka; trycka fast
bedrukken trycka
boekdrukken trycka
opdrukken trycka
oppersen pressa; trycka
overdrukken trycka trycka på; överskrivning
persen klämma; trycka krama ur; pressa; trycka hårt
prenten prägla; trycka
printen printa; trycka; trycka på papper
vastdrukken pressa; trycka; trycka fast

Synoniemen voor "trycka":


Wiktionary: trycka


Cross Translation:
FromToVia
trycka beklemmen; benauwen beklemmen — (transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken
trycka afschilderen; schilderen; uitbeelden; uitschilderen zeichnen(transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen
trycka drukken press — to apply pressure
trycka drukken; afdrukken; printen print — to copy something on a surface, especially by machine
trycka drukken; afdrukken; boekdrukken; printen imprimerfaire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure.
trycka dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.
trycka nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken; dringen; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; bijschuiven; insluiten; opsluiten; wegbergen; wegsluiten; bergen; opbergen; aaneensluiten; binden; verdichten serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).

Verwante vertalingen van tryckt