Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trött:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor trött (Zweeds) in het Nederlands

trött:

trött bijvoeglijk naamwoord

  1. trött (missmodig; kraftlöst; missmodigt)
    mat; niet uitbundig
  2. trött (sömndrucken; sömnigt; sömndrucket)
    slaapdronken
  3. trött (sliten; slitet; medtaget; tärd; tärt)
    uitgesleten

Vertaal Matrix voor trött:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mat dörrmatta; gräs; gräsbevuxen yta; gräsmarker; matta; ängsmarker
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mat kraftlöst; missmodig; missmodigt; trött avmattad; avmattat; blekt; dåsigt; färglös; färglöst; glanslös; glanslöst; grått; lustlöst; mattade; mattat; mulen; mulet; yrvaken; yrvaket
slaapdronken sömndrucken; sömndrucket; sömnigt; trött
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
niet uitbundig kraftlöst; missmodig; missmodigt; trött
uitgesleten medtaget; sliten; slitet; trött; tärd; tärt

Synoniemen voor "trött":


Wiktionary: trött


Cross Translation:
FromToVia
trött moe müdeschläfrig sein, schlafbedürftig
trött slaperig sleepy — feeling the need for sleep
trött moe; vermoeid tired — in need of rest or sleep
trött uitputting; vermoeidheid weary — feeling of being mentally fatigued

Verwante vertalingen van trött