Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tråg:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor tråg (Zweeds) in het Nederlands

tråg:

tråg [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. tråg (matskål)
    de bak; de etensbak
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • etensbak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. tråg (matskål)
    het etensbakje
  3. tråg (balja; skål; bunke; vanna)
    het teiltje
    • teiltje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tråg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bak matskål; tråg behållare; binge; container; fat; fängelse; hink; kattlåda; kattoalett; skoj; skämt; vits
etensbak matskål; tråg
etensbakje matskål; tråg
teiltje balja; bunke; skål; tråg; vanna

Synoniemen voor "tråg":


Wiktionary: tråg

tråg
noun
  1. een langgerekte voederbak.
  2. een langgerekte, nauwe en diepe kloof in de zeebodem veroorzaakt door subductie van een tektonische plaat.