Uitgebreide vertaling voor tömmande (Zweeds) in het Nederlands
tömmande:
Vertaal Matrix voor tömmande:
tömmande vorm van tömma:
-
tömma
legen;
leegmaken;
leeghalen;
ledigen
-
-
leegmaken
werkwoord
(maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)
-
leeghalen
werkwoord
(haal leeg, haalt leeg, haalde leeg, haalden leeg, leeggehaald)
-
ledigen
werkwoord
(ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
-
tömma
-
uithalen;
leeghalen;
leegmaken;
ledigen
-
uithalen
werkwoord
(haal uit, haalt uit, haalde uit, haalden uit, uitgehaald)
-
leeghalen
werkwoord
(haal leeg, haalt leeg, haalde leeg, haalden leeg, leeggehaald)
-
leegmaken
werkwoord
(maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)
-
ledigen
werkwoord
(ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
-
afvoeren;
lozen;
afscheiden;
uitscheiden;
uitstoten;
uitwerpen
-
afvoeren
werkwoord
(voer af, voert af, voerde af, voerden af, afgevoerd)
-
lozen
werkwoord
(loos, loost, loosde, loosden, geloosd)
-
afscheiden
werkwoord
(scheid af, scheidt af, scheidde af, scheidden af, afgescheiden)
-
uitscheiden
werkwoord
(scheid uit, scheidt uit, scheidde uit, scheidden uit, uitgescheiden)
-
uitstoten
werkwoord
(stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
-
uitwerpen
werkwoord
(werp uit, werpt uit, wierp uit, wierpen uit, uitgeworpen)
-
ledigen;
uitgieten;
leeggieten;
leegmaken
-
ledigen
werkwoord
(ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
-
uitgieten
werkwoord
(giet uit, goot uit, goten uit, uitgegoten)
-
leeggieten
werkwoord
(giet leeg, goot leeg, goten leeg, leeggegoten)
-
leegmaken
werkwoord
(maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)
-
plunderen;
uitzuigen;
uitknijpen;
leeghalen;
uitpersen
-
plunderen
werkwoord
(plunder, plundert, plunderde, plunderden, geplunderd)
-
uitzuigen
werkwoord
(zuig uit, zuigt uit, zoog uit, zogen uit, uitgezogen)
-
uitknijpen
werkwoord
(knijp uit, knijpt uit, kneep uit, knepen uit, uitgeknepen)
-
leeghalen
werkwoord
(haal leeg, haalt leeg, haalde leeg, haalden leeg, leeggehaald)
-
uitpersen
werkwoord
(pers uit, perst uit, perste uit, persten uit, uitgeperst)
-
-
uitnemen
-
uitnemen
werkwoord
(neem uit, neemt uit, nam uit, namen uit, uitgenomen)
-
Conjugations for tömma:
presens
- tömmer
- tömmer
- tömmer
- tömmer
- tömmer
- tömmer
imperfekt
- tömmde
- tömmde
- tömmde
- tömmde
- tömmde
- tömmde
framtid 1
- kommer att tömma
- kommer att tömma
- kommer att tömma
- kommer att tömma
- kommer att tömma
- kommer att tömma
framtid 2
- skall tömma
- skall tömma
- skall tömma
- skall tömma
- skall tömma
- skall tömma
conditional
- skulle tömma
- skulle tömma
- skulle tömma
- skulle tömma
- skulle tömma
- skulle tömma
perfekt particip
- har tömmt
- har tömmt
- har tömmt
- har tömmt
- har tömmt
- har tömmt
imperfekt particip
- hade tömmt
- hade tömmt
- hade tömmt
- hade tömmt
- hade tömmt
- hade tömmt
blandad
- tömm!
- tömm!
- tömmd
- tömmande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor tömma:
Synoniemen voor "tömma":
Computer vertaling door derden: