Zweeds

Uitgebreide vertaling voor svindlande (Zweeds) in het Nederlands

svindlande:

svindlande bijvoeglijk naamwoord

  1. svindlande
    duizelingwekkend

svindlande zelfstandig naamwoord

  1. svindlande
    het bedrog; de nep; de zwendelarij; de oplichterij; de knoeierij
    • bedrog [het ~] zelfstandig naamwoord
    • nep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwendelarij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • oplichterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • knoeierij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor svindlande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrog svindlande bedrägeri; fusk; lögn; svek; svindel
knoeierij svindlande röra
nep svindlande efterapning; härmning; imitation
oplichterij svindlande bedrägeri; bondfångeri; fusk; förfalskning; svindel
zwendelarij svindlande bedrägeri; bondfångeri; förfalskning
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duizelingwekkend svindlande
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nep förfalskad; förfalskat

Synoniemen voor "svindlande":


svindlande vorm van svindla:

svindla werkwoord (svindlar, svindlade, svindlat)

  1. svindla (bedra; lura)
    afzetten; misleiden; bedriegen; besodemieteren; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • misleiden werkwoord (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)
    • bedriegen werkwoord (bedrieg, bedriegt, bedroog, bedrogen, bedrogen)
    • besodemieteren werkwoord (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)
    • zwendelen werkwoord (zwendel, zwendelt, zwendelde, zwendelden, gezwendeld)
    • oplichten werkwoord (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • beduvelen werkwoord (beduvel, beduvelt, beduvelde, beduvelden, beduveld)
    • belazeren werkwoord (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
  2. svindla
    duizelig worden
    • duizelig worden werkwoord (word duizelig, wordt duizelig, werd duizelig, werden duizelig, duizelig geworden)
  3. svindla (fuska; lura)
    verneuken
    • verneuken werkwoord (verneuk, verneukt, verneukte, verneukten, verneukt)
  4. svindla (bedra; vilseleda; lura; göra besviken)
    bedonderen; bezwendelen
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
    • bezwendelen werkwoord (bezwendel, bezwendelt, bezwendelde, bezwendelden, bezwendeld)
  5. svindla (bedra; lura; narra)
    neppen
    • neppen werkwoord (nep, nept, nepte, nepten, genept)

Conjugations for svindla:

presens
  1. svindlar
  2. svindlar
  3. svindlar
  4. svindlar
  5. svindlar
  6. svindlar
imperfekt
  1. svindlade
  2. svindlade
  3. svindlade
  4. svindlade
  5. svindlade
  6. svindlade
framtid 1
  1. kommer att svindla
  2. kommer att svindla
  3. kommer att svindla
  4. kommer att svindla
  5. kommer att svindla
  6. kommer att svindla
framtid 2
  1. skall svindla
  2. skall svindla
  3. skall svindla
  4. skall svindla
  5. skall svindla
  6. skall svindla
conditional
  1. skulle svindla
  2. skulle svindla
  3. skulle svindla
  4. skulle svindla
  5. skulle svindla
  6. skulle svindla
perfekt particip
  1. har svindlat
  2. har svindlat
  3. har svindlat
  4. har svindlat
  5. har svindlat
  6. har svindlat
imperfekt particip
  1. hade svindlat
  2. hade svindlat
  3. hade svindlat
  4. hade svindlat
  5. hade svindlat
  6. hade svindlat
blandad
  1. svindla!
  2. svindla!
  3. svindlad
  4. svindlande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor svindla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputera
oplichten lysa upp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten bedra; lura; svindla amputera; avgränsa; avskära; avspisa någon; bedra; begränsa; bestämma; bli bedragen; bli duperad; bli lurad; bringa till stillastående; definiera; fiffla; fuska; gränsa till; lura; markera; narra; rama in; släcka; släppa av någonstans; spela falskt; stänga av; utstaka
bedonderen bedra; göra besviken; lura; svindla; vilseleda
bedriegen bedra; lura; svindla
beduvelen bedra; lura; svindla
belazeren bedra; lura; svindla
besodemieteren bedra; lura; svindla
bezwendelen bedra; göra besviken; lura; svindla; vilseleda
duizelig worden svindla
misleiden bedra; lura; svindla föra bakom ljuset; förleda; lura; sätta på fel spår
neppen bedra; lura; narra; svindla
oplichten bedra; lura; svindla bli bedragen; bli duperad; bli lurad; blixtra; få en ljusare nyans; göra ljusare; ljusa upp
verneuken fuska; lura; svindla
zwendelen bedra; lura; svindla

Synoniemen voor "svindla":


Wiktionary: svindla


Cross Translation:
FromToVia
svindla vals spelen cheat — violate rules to gain advantage

Verwante vertalingen van svindlande