Zweeds

Uitgebreide vertaling voor storhet (Zweeds) in het Nederlands

storhet:

storhet [-en] zelfstandig naamwoord

  1. storhet (högt anseende; upphöjdhet; berömmelse)
    de grootheid; de eminentie; de verhevenheid; het aanzien; edel; de verheffing; de hoogheid
  2. storhet (jättelikhet)
    reusachtigheid

Vertaal Matrix voor storhet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet anseende; elegans; framträdande; klass; prestige; reputation; rykte; status; stil; utanför
edel berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet
eminentie berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet
grootheid berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet
hoogheid berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet
reusachtigheid jättelikhet; storhet
verheffing berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet
verhevenheid berömmelse; högt anseende; storhet; upphöjdhet vara överlägsen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien stirra på; titta på
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
edel adlig; adligt; aristokratiskt; generös; generöst; högboren; högboret; storartigt; sublim; upphöjt

Wiktionary: storhet


Cross Translation:
FromToVia
storhet grootheid Größenaturwissenschaftlich: alles, was sich durch Messung oder Schätzung miteinander in Beziehung setzen läßt
storhet bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang ampleurcaractère de ce qui est ample.
storhet coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.