Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal stapla

Vertaal stapla van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

stapla:
- opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten
- kettingbotsing
Wiktionary:
- stapla → in, elkaar, stapelen, op een stapel zetten, opeenhopen, ophopen, opstapelen, opeenstapelen, tassen

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor stapla (Zweeds) in het Nederlands

stapla:

stapla werkwoord (staplar, staplade, staplat)

stapla
opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten
- opstapelen werkwoord (stapel op, stapelt op, stapelde op, stapelden op, opgestapeld)
- stapelen werkwoord (stapel, stapelt, stapelde, stapelden, gestapeld)
- opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- op elkaar stapelen werkwoord
- op elkaar zetten werkwoord

Conjugations for stapla:

presens

staplar
staplar
staplar
staplar
staplar
staplar

imperfekt

staplade
staplade
staplade
staplade
staplade
staplade

framtid 1

kommer att stapla
kommer att stapla
kommer att stapla
kommer att stapla
kommer att stapla
kommer att stapla

framtid 2

skall stapla
skall stapla
skall stapla
skall stapla
skall stapla
skall stapla

conditional

skulle stapla
skulle stapla
skulle stapla
skulle stapla
skulle stapla
skulle stapla

perfekt particip

har staplat
har staplat
har staplat
har staplat
har staplat
har staplat

imperfekt particip

hade staplat
hade staplat
hade staplat
hade staplat
hade staplat
hade staplat

blandad

stapla!
stapla!
staplad
staplande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

stapla zelfstandig naamwoord

stapla
de kettingbotsing
- kettingbotsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stapla:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kettingbotsing	stapla
opeenhopen		anhopning; ansamling
opstapelen		anhopning; ansamling
stapelen		samla på hög
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
op elkaar stapelen	stapla
op elkaar zetten	stapla
opeenhopen	stapla	anhopa; packa; samla; samla ihop; samla på hög
opstapelen	stapla	dölja; hålla tillbaka; stänga inne; svälja; undertrycka
stapelen	stapla

Synoniemen voor "stapla":

trava

Wiktionary: stapla

Cross Translation:

From	To	Via
• stapla	→ in; elkaar; stapelen	↔ nest — to successively place inside another
• stapla	→ op een stapel zetten; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen	↔ entasser — mettre en tas.