Städat in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Remove Ads

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

städat:
- netjes; zuiver; gereinigd; gekuist; zorgvuldig; keurig; proper; ordelijk; opgeruimd; schoon; sec; gerangschikt
- netheid; properheid
städa:
- werkzaam zijn; uit werken gaan
Wiktionary:
- städa → schoonmaken, poetsen, kuisen, wassen, reinigen, opruimen

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor städat (Zweeds) in het Nederlands

städat:

städat bijvoeglijk naamwoord

städat (ren; rent; städad)
netjes; zuiver; gereinigd; gekuist
- netjes bijwoord
- zuiver bijvoeglijk naamwoord
- gereinigd bijvoeglijk naamwoord
- gekuist bijvoeglijk naamwoord
städat (städad; prydligt; prydlig; ordningssamt)
netjes; zorgvuldig; keurig; proper
- netjes bijwoord
- zorgvuldig bijvoeglijk naamwoord
- keurig bijvoeglijk naamwoord
- proper bijvoeglijk naamwoord
städat (ren)
netjes; ordelijk; opgeruimd; schoon
- netjes bijwoord
- ordelijk bijvoeglijk naamwoord
- opgeruimd bijvoeglijk naamwoord
- schoon bijvoeglijk naamwoord
städat (prydlig; prydligt; ordninsgssam; ordninsgssamt)
sec
- sec bijvoeglijk naamwoord
städat (ordnad; städad; ordnat; arrangerat)
ordelijk; gerangschikt; opgeruimd
- ordelijk bijvoeglijk naamwoord
- gerangschikt bijvoeglijk naamwoord
- opgeruimd bijvoeglijk naamwoord

städat zelfstandig naamwoord

städat (renhet)
de netheid; de properheid
- netheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- properheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor städat:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
netheid	renhet; städat	aktningsvärdig; fullkomlighet; fulländning; ofelbarhet; ordentlighet; ordning
properheid	renhet; städat	fullkomlighet; fulländning; ofelbarhet
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gekuist	ren; rent; städad; städat	dygdigt; kysk; kyskt; ren; rent; ärbar; ärbart
keurig	ordningssamt; prydlig; prydligt; städad; städat	felfri; felfritt; korrekt; ofelbart; oklanderligt; ordentligt; passande; passandet; prydlig; prydligt; respektabel; respektabelt; syndfri; syndfritt; ärbart
opgeruimd	arrangerat; ordnad; ordnat; ren; städad; städat	munter; muntert; ordnat; snygg och prydligt; snyggt och prydligt
ordelijk	arrangerat; ordnad; ordnat; ren; städad; städat
proper	ordningssamt; prydlig; prydligt; städad; städat	ordentligt; prydlig; prydligt; ren; rent
schoon	ren; städat	attraktiv; attraktivt; hygienisk; hygieniskt; ordentligt; prydlig; prydligt; ren; rent; snyggt; söt; sött; vackert
sec	ordninsgssam; ordninsgssamt; prydlig; prydligt; städat
zorgvuldig	ordningssamt; prydlig; prydligt; städad; städat	ackurat; exakt; försiktig; försiktigt; grundlig; grundligt; noga; noggran; noggrann; noggrannt; nogräknat; omsorgsfull; omsorgsfullt; omtänksamt; precist; punktlig; punktligt; samvetsömt; skonsam; skonsamt; skrupulös; skrupulöst; sorgfälligt; varsam; varsamt
zuiver	ren; rent; städad; städat	felfri; felfritt; hygienisk; hygieniskt; jungfruelig; jungfrueligt; oförfalskad; oförfalskat; orörd; orört; oskuldsfullt; pur; purt; ren; rent
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
netjes	ordningssamt; prydlig; prydligt; ren; rent; städad; städat	anständig; anständigt; artig; artigt; civiliserad; civiliserat; hövligt; medborgerlig; medborgerligt; ordentligt; passande; passandet; prydlig; prydligt; rätt skick; tillbörligt; världsligt; ärbar; ärbart
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gerangschikt	arrangerat; ordnad; ordnat; städad; städat
gereinigd	ren; rent; städad; städat

städat vorm van städa:

städa werkwoord (städar, städade, städat)

städa (arbeta som städhjälp)
werkzaam zijn; uit werken gaan
- werkzaam zijn werkwoord (ben werkzaam, bent werkzaam, is werkzaam, was werkzaam, waren werkzaam, werkzaam geweest)
- uit werken gaan werkwoord

Conjugations for städa:

presens

städar
städar
städar
städar
städar
städar

imperfekt

städade
städade
städade
städade
städade
städade

framtid 1

kommer att städa
kommer att städa
kommer att städa
kommer att städa
kommer att städa
kommer att städa

framtid 2

skall städa
skall städa
skall städa
skall städa
skall städa
skall städa

conditional

skulle städa
skulle städa
skulle städa
skulle städa
skulle städa
skulle städa

perfekt particip

har städat
har städat
har städat
har städat
har städat
har städat

imperfekt particip

hade städat
hade städat
hade städat
hade städat
hade städat
hade städat

blandad

städa!
städa!
städad
städande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor städa:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
uit werken gaan	arbeta som städhjälp; städa
werkzaam zijn	arbeta som städhjälp; städa

Synoniemen voor "städa":

röja; feja; rengöra; göra rent

Wiktionary: städa

Cross Translation:

From	To	Via
• städa	→ schoonmaken; poetsen; kuisen; wassen; reinigen	↔ clean — (transitive) to remove dirt from a place or object
• städa	→ opruimen	↔ aufräumen — Ordnung schaffen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van städat

inte städat

Remove Ads

Vertaal städat van Zweeds naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor städat (Zweeds) in het Nederlands

städat:

städat bijvoeglijk naamwoord

städat (ren; rent; städad)

städat (städad; prydligt; prydlig; ordningssamt)

städat (ren)

städat (prydlig; prydligt; ordninsgssam; ordninsgssamt)

städat (ordnad; städad; ordnat; arrangerat)

städat zelfstandig naamwoord

städat (renhet)

Vertaal Matrix voor städat:

städat vorm van städa:

städa werkwoord (städar, städade, städat)

städa (arbeta som städhjälp)

Conjugations for städa:

presens

imperfekt

framtid 1

framtid 2

conditional

perfekt particip

imperfekt particip

blandad

Vertaal Matrix voor städa:

Synoniemen voor "städa":

Wiktionary: städa

Verwante vertalingen van städat