Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal springande

Vertaal springande van Zweeds naar Nederlands

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. springande:
  2. springa:
  3. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor springande (Zweeds) in het Nederlands

springande:

springande bijvoeglijk naamwoord

  1. springande
    lopend
    • lopend bijvoeglijk naamwoord

springande zelfstandig naamwoord

  1. springande
    het rennen; het geren
    • rennen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geren [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor springande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geren springande
rennen springande racande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rennen fly; ila; kila; löpa; ränna; skutta; springa
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lopend springande

Synoniemen voor "springande":


springande vorm van springa:

springa werkwoord (springer, sprang, sprungit)

  1. springa
    hard rennen; pezen; sprinten; hollen; draven
    • hard rennen werkwoord
    • pezen werkwoord (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
    • sprinten werkwoord (sprint, sprintte, sprintten, gesprint)
    • hollen werkwoord (hol, holt, holde, holden, gehold)
    • draven werkwoord (draaf, draaft, draafde, draafden, gedraafd)
  2. springa
    sjezen; snel gaan
    • sjezen werkwoord (sjeez, sjeezt, sjeezde, sjeezden, gesjeezd)
    • snel gaan werkwoord
  3. springa (löpa; fly; ila; ränna)
    rennen; hardlopen
    • rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen werkwoord (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)

Conjugations for springa:

presens
  1. springer
  2. springer
  3. springer
  4. springer
  5. springer
  6. springer
imperfekt
  1. sprang
  2. sprang
  3. sprang
  4. sprang
  5. sprang
  6. sprang
framtid 1
  1. kommer att springa
  2. kommer att springa
  3. kommer att springa
  4. kommer att springa
  5. kommer att springa
  6. kommer att springa
framtid 2
  1. skall springa
  2. skall springa
  3. skall springa
  4. skall springa
  5. skall springa
  6. skall springa
conditional
  1. skulle springa
  2. skulle springa
  3. skulle springa
  4. skulle springa
  5. skulle springa
  6. skulle springa
perfekt particip
  1. har sprungit
  2. har sprungit
  3. har sprungit
  4. har sprungit
  5. har sprungit
  6. har sprungit
imperfekt particip
  1. hade sprungit
  2. hade sprungit
  3. hade sprungit
  4. hade sprungit
  5. hade sprungit
  6. hade sprungit
blandad
  1. spring!
  3. spring!
  5. sprungen
  6. springande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

springa [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. springa (spricka; skreva; vrå)
    de kloof; de tussenruimte; de uitsparing; de spleet; de opening
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tussenruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • spleet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. springa (spricka; rämna)
    het kiertje
    • kiertje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. springa (myntinkast)
    de opening; de gleuf; de sleuf; de kier
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gleuf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • sleuf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kier [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor springa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven travande
gleuf myntinkast; springa dike
hardlopen racande
hollen racande
kier myntinkast; springa
kiertje rämna; spricka; springa
kloof skreva; spricka; springa; vrå avgrund; hål; hålighet; klyfta; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå
opening myntinkast; skreva; spricka; springa; vrå brytning; bräcka; bräsch; början; dike; dörröppning; hål; hålighet; klyvning; lucka; rämna; skreva; springe; urringning; vrå
rennen racande; springande
sleuf myntinkast; springa dike; fack; kortplats
spleet skreva; spricka; springa; vrå
tussenruimte skreva; spricka; springa; vrå
uitsparing skreva; spricka; springa; vrå hål; hålighet; klyvning; skreva; springe; urringning; vrå
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven springa
hard rennen springa
hardlopen fly; ila; löpa; ränna; springa
hollen springa kila; skutta
pezen springa arbeta hårt; jobba ihjäl sig; jobba natt och dag
rennen fly; ila; löpa; ränna; springa kila; skutta
sjezen springa
snel gaan springa
sprinten springa

Synoniemen voor "springa":


Wiktionary: springa

springa
noun
  1. [A] 1. zeer snel lopen
Cross Translation:
FromToVia
• springa → spleet ↔ crack — narrow opening
• springa → huppen; wippen; springen ↔ leap — to jump
• springa → rennen; lopen ↔ run — to move quickly on two feet
• springa → vluchten; wegstuiven; het op een lopen zetten ↔ skedaddle — move or run away quickly
• springa → rennen; hollen ↔ laufen — von Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0402 seconde
Page rendered in 1.0 seconds