Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- splittrad:
- splittra:
-
Wiktionary:
- splittra → scheiden, schiften, splitsen, opsplitsen
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor splittrad (Zweeds) in het Nederlands
splittrad:
-
splittrad (kluven; splittrat; kluvet; rämnat)
-
splittrad (splittrat)
aan gruzelementen-
aan gruzelementen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor splittrad:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gespleten | kluven; kluvet; rämnat; splittrad; splittrat | |
gevorkt | kluven; kluvet; rämnat; splittrad; splittrat | gaffelformad; gaffelformat |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aan gruzelementen | splittrad; splittrat |
Synoniemen voor "splittrad":
splittrad vorm van splittra:
-
splittra (flisa)
-
splittra (klyva)
-
splittra (riva; klyva; slita; sprätta)
ergens uitscheuren-
ergens uitscheuren werkwoord
-
-
splittra (skilja; avbryta; söndra)
-
splittra (skingra; kringsprida)
uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen-
uiteenstuiven werkwoord (stuif uiteen, stuift uiteen, stuifte uiteen, stuiften uiteen, uiteengestuift)
-
uit elkaar stuiven werkwoord (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
-
uit elkaar vliegen werkwoord (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)
Conjugations for splittra:
presens
- splittrar
- splittrar
- splittrar
- splittrar
- splittrar
- splittrar
imperfekt
- splittrade
- splittrade
- splittrade
- splittrade
- splittrade
- splittrade
framtid 1
- kommer att splittra
- kommer att splittra
- kommer att splittra
- kommer att splittra
- kommer att splittra
- kommer att splittra
framtid 2
- skall splittra
- skall splittra
- skall splittra
- skall splittra
- skall splittra
- skall splittra
conditional
- skulle splittra
- skulle splittra
- skulle splittra
- skulle splittra
- skulle splittra
- skulle splittra
perfekt particip
- har splittrat
- har splittrat
- har splittrat
- har splittrat
- har splittrat
- har splittrat
imperfekt particip
- hade splittrat
- hade splittrat
- hade splittrat
- hade splittrat
- hade splittrat
- hade splittrat
blandad
- splittra!
- splittra!
- splittrad
- splittrande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de