Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal spillt

Vertaal spillt van Zweeds naar Nederlands

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spillt:
  2. spilla:
  3. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor spillt (Zweeds) in het Nederlands

spillt:

spillt bijvoeglijk naamwoord

  1. spillt (spilld)
    vergoten

Vertaal Matrix voor spillt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vergoten spilld; spillt

spillt vorm van spilla:

spilla werkwoord (spiller, spillde, spillt)

  1. spilla (smutsa ner)
    vlekken; afgeven; smetten; bevlekken
    • vlekken werkwoord (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)
    • afgeven werkwoord (geef af, geeft af, gaf af, gaven af, afgegeven)
    • smetten werkwoord (smet, smette, smetten, gesmet)
    • bevlekken werkwoord (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
  2. spilla (fläcka)
    morsen; knoeien; vlekken; kladden
    • morsen werkwoord (mors, morst, morste, morsten, gemorst)
    • knoeien werkwoord (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • vlekken werkwoord (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)
    • kladden werkwoord (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)
  3. spilla (utgjuta; gjuta; ge ifrån sig)
    vergieten
    • vergieten werkwoord (vergiet, vergoot, vergoten, vergoten)

Conjugations for spilla:

presens
  1. spiller
  2. spiller
  3. spiller
  4. spiller
  5. spiller
  6. spiller
imperfekt
  1. spillde
  2. spillde
  3. spillde
  4. spillde
  5. spillde
  6. spillde
framtid 1
  1. kommer att spilla
  2. kommer att spilla
  3. kommer att spilla
  4. kommer att spilla
  5. kommer att spilla
  6. kommer att spilla
framtid 2
  1. skall spilla
  2. skall spilla
  3. skall spilla
  4. skall spilla
  5. skall spilla
  6. skall spilla
conditional
  1. skulle spilla
  2. skulle spilla
  3. skulle spilla
  4. skulle spilla
  5. skulle spilla
  6. skulle spilla
perfekt particip
  1. har spillt
  2. har spillt
  3. har spillt
  4. har spillt
  5. har spillt
  6. har spillt
imperfekt particip
  1. hade spillt
  2. hade spillt
  3. hade spillt
  4. hade spillt
  5. hade spillt
  6. hade spillt
blandad
  1. spill!
  3. spill!
  5. spilld
  6. spillande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor spilla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgeven leverans
vergieten siktar; såll
vlekken fläckar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgeven smutsa ner; spilla ge; hemleverera; inleverera; leverera; lämna in; lämna tillbaka; överlämna; överräcka
bevlekken smutsa ner; spilla befläcka; besudla; fläcka; göra glanslös; göra matt; skamfila
kladden fläcka; spilla klottra; rita krumelurer
knoeien fläcka; spilla fumla; förfuska; gå och driva; klåpa; knåpa; misslyckas; traska omkring
morsen fläcka; spilla
smetten smutsa ner; spilla
vergieten ge ifrån sig; gjuta; spilla; utgjuta
vlekken fläcka; smutsa ner; spilla

Synoniemen voor "spilla":

  • dsla

Wiktionary: spilla

Cross Translation:
FromToVia
• spilla → morsen ↔ spill — transitive: to drop something so that it spreads out
• spilla → koud maken ↔ waste — to kill
• spilla → tijd verspillen ↔ waste time — to allow time to elapse in an unproductive manner







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0327 seconde
Page rendered in 1.0 seconds