Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal speglande

Vertaal speglande van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

speglande:
- weerspiegelen; weerschijnen
spegla:
- afspiegelen

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor speglande (Zweeds) in het Nederlands

speglande:

speglande zelfstandig naamwoord

speglande
weerspiegelen; weerschijnen
- weerspiegelen [znw.] zelfstandig naamwoord
- weerschijnen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor speglande:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
weerschijnen	speglande
weerspiegelen	speglande
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
weerschijnen		reflektera; återkasta; återspegla
weerspiegelen		reflektera; återkasta; återspegla

speglande vorm van spegla:

spegla werkwoord (speglar, speglade, speglat)

spegla (reflektera; återspegla)
afspiegelen
- afspiegelen werkwoord (spiegel af, spiegelt af, spiegelde af, spiegelden af, afgespiegeld)

Conjugations for spegla:

presens

speglar
speglar
speglar
speglar
speglar
speglar

imperfekt

speglade
speglade
speglade
speglade
speglade
speglade

framtid 1

kommer att spegla
kommer att spegla
kommer att spegla
kommer att spegla
kommer att spegla
kommer att spegla

framtid 2

skall spegla
skall spegla
skall spegla
skall spegla
skall spegla
skall spegla

conditional

skulle spegla
skulle spegla
skulle spegla
skulle spegla
skulle spegla
skulle spegla

perfekt particip

har speglat
har speglat
har speglat
har speglat
har speglat
har speglat

imperfekt particip

hade speglat
hade speglat
hade speglat
hade speglat
hade speglat
hade speglat

blandad

spegla!
spegla!
speglad
speglande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor spegla:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afspiegelen	reflektera; spegla; återspegla

Synoniemen voor "spegla":

terkasta; reflektera; terge