Zweeds

Uitgebreide vertaling voor sparkar (Zweeds) in het Nederlands

sparka:

sparka werkwoord (sparkar, sparkade, sparkat)

  1. sparka (starta)
    in werking stellen; opstarten
    • in werking stellen werkwoord (stel in werking, stelt in werking, stelde in werking, stelden in werking, in werking gesteld)
    • opstarten werkwoord (start op, startte op, startten op, opgestart)
  2. sparka (fjutta; kicka; rekylera)
    schoppen
    – er een harde stoot met je voet tegen geven 1
    • schoppen werkwoord (schop, schopt, schopte, schopten, geschopt)
      • hij schopte de bal in het doel1
    trappen; trappen geven
  3. sparka (avskeda; släppa; säga upp)
    afdanken; afvloeien; van zijn positie verdrijven; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten
    • afdanken werkwoord (dank af, dankt af, dankte af, dankten af, afgedankt)
    • afvloeien werkwoord (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)
    • van zijn positie verdrijven werkwoord (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
    • congé geven werkwoord
    • eruit gooien werkwoord (gooi eruit, gooit eruit, gooide eruit, gooiden eruit, eruit gegooid)
    • aan de dijk zetten werkwoord (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)
  4. sparka (avskeda)
    ontslaan; wegsturen; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen
    • ontslaan werkwoord (ontsla, ontslaat, ontsloeg, ontsloegen, ontslagen)
    • wegsturen werkwoord (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
    • ontheffen werkwoord (onthef, ontheft, onthief, onthieven, ontheven)
    • verzenden werkwoord (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • wegzenden werkwoord (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • uitsturen werkwoord (stuur uit, stuurt uit, stuurde uit, stuurden uit, uitgestuurd)

Conjugations for sparka:

presens
  1. sparkar
  2. sparkar
  3. sparkar
  4. sparkar
  5. sparkar
  6. sparkar
imperfekt
  1. sparkade
  2. sparkade
  3. sparkade
  4. sparkade
  5. sparkade
  6. sparkade
framtid 1
  1. kommer att sparka
  2. kommer att sparka
  3. kommer att sparka
  4. kommer att sparka
  5. kommer att sparka
  6. kommer att sparka
framtid 2
  1. skall sparka
  2. skall sparka
  3. skall sparka
  4. skall sparka
  5. skall sparka
  6. skall sparka
conditional
  1. skulle sparka
  2. skulle sparka
  3. skulle sparka
  4. skulle sparka
  5. skulle sparka
  6. skulle sparka
perfekt particip
  1. har sparkat
  2. har sparkat
  3. har sparkat
  4. har sparkat
  5. har sparkat
  6. har sparkat
imperfekt particip
  1. hade sparkat
  2. hade sparkat
  3. hade sparkat
  4. hade sparkat
  5. hade sparkat
  6. hade sparkat
blandad
  1. sparka!
  2. sparka!
  3. sparkad
  4. sparkande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor sparka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdanken slänga ut
afvloeien bortflytande; bortrinnande
ontslaan slänga ut
schoppen spader; spader mönstrad
verzenden postförsendelse
wegsturen postförsendelse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan de dijk zetten avskeda; släppa; sparka; säga upp
afdanken avskeda; släppa; sparka; säga upp förkasta; kassera; kasta bort; lägga bort
afvloeien avskeda; släppa; sparka; säga upp rinna bort
congé geven avskeda; släppa; sparka; säga upp
eruit gooien avskeda; släppa; sparka; säga upp
in werking stellen sparka; starta
ontheffen avskeda; sparka befria någom från sin förpliktning
ontslaan avskeda; sparka
opstarten sparka; starta starta
schoppen fjutta; kicka; rekylera; sparka
trappen fjutta; kicka; rekylera; sparka
trappen geven fjutta; kicka; rekylera; sparka
uitsturen avskeda; sparka
van zijn positie verdrijven avskeda; släppa; sparka; säga upp
verzenden avskeda; sparka avsända; skicka; skicka in; skicka ut; sända
wegsturen avskeda; sparka avfärda; avsända; skicka; sända
wegzenden avskeda; sparka avsända; skicka; sända
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opstarten start

Synoniemen voor "sparka":


Wiktionary: sparka


Cross Translation:
FromToVia
sparka schieten; schoppen; trappen boot — kick
sparka eruittrappen; buitengooien; eruitgooien boot — forcibly eject
sparka ontslaan fire — to terminate the employment of
sparka stampen foot — kick
sparka schoppen; stampen; trappen kick — strike with or raise the foot or leg
sparka schoppen; trappen tretenHilfsverb haben: mit dem Fuß oder Knie einen Hieb versetzen