Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spak:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor spak (Zweeds) in het Nederlands

spak:

spak [-en] zelfstandig naamwoord

  1. spak (hävarm; handtag)
    de hefboom
    • hefboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. spak (spett; hävstång)
    de dommekracht
  3. spak (stång)
    de dwarsbalk; het dwarshout

Vertaal Matrix voor spak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dommekracht hävstång; spak; spett domkraft; skruvdomkraft; tankelös knöl
dwarsbalk spak; stång halsbands bjälke; tvärbjälke
dwarshout spak; stång
hefboom handtag; hävarm; spak

Synoniemen voor "spak":


Wiktionary: spak


Cross Translation:
FromToVia
spak hendel lever — small such piece to trigger or control a mechanical device