Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal smittande

Vertaal smittande van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

smittande:
- infectieus; infecterend
smitta:
- besmetten; aansteken
- ontsteking; infectie; aanstekelijkheid
Wiktionary:
- smitta → infecteren

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor smittande (Zweeds) in het Nederlands

smittande:

smittande bijvoeglijk naamwoord

smittande (infecterandet)
infectieus; infecterend
- infectieus bijvoeglijk naamwoord
- infecterend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor smittande:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infectieus	infecterandet; smittande
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infecterend	infecterandet; smittande

smittande vorm van smitta:

smitta werkwoord (smittar, smittade, smittat)

smitta (förorena; infektera)
besmetten; aansteken
- besmetten werkwoord (besmet, besmette, besmetten, besmet)
- aansteken werkwoord (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)

Conjugations for smitta:

presens

smittar
smittar
smittar
smittar
smittar
smittar

imperfekt

smittade
smittade
smittade
smittade
smittade
smittade

framtid 1

kommer att smitta
kommer att smitta
kommer att smitta
kommer att smitta
kommer att smitta
kommer att smitta

framtid 2

skall smitta
skall smitta
skall smitta
skall smitta
skall smitta
skall smitta

conditional

skulle smitta
skulle smitta
skulle smitta
skulle smitta
skulle smitta
skulle smitta

perfekt particip

har smittat
har smittat
har smittat
har smittat
har smittat
har smittat

imperfekt particip

hade smittat
hade smittat
hade smittat
hade smittat
hade smittat
hade smittat

blandad

smitta!
smitta!
smittad
smittande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

smitta [-en] zelfstandig naamwoord

smitta (infektion)
de ontsteking; de infectie
- ontsteking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- infectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
smitta
de aanstekelijkheid
- aanstekelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor smitta:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanstekelijkheid	smitta
aansteken		besmittelse; infektion; kontamination
besmetten		besmittelse; infektion; kontamination
infectie	infektion; smitta
ontsteking	infektion; smitta	propp; säkring
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aansteken	förorena; infektera; smitta	brinna upp; elda; lysa upp; sätta i eld; tända; tända en cigarett
besmetten	förorena; infektera; smitta

Synoniemen voor "smitta":

infektera

Wiktionary: smitta

Cross Translation:

From	To	Via
• smitta	→ infecteren	↔ infect — to bring into contact with a substance that causes illness
• smitta	→ infecteren	↔ infect — to make somebody enthusiastic about one's own passion