Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. skinn:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor skinn (Zweeds) in het Nederlands

skinn:

skinn zelfstandig naamwoord

  1. skinn
    de huid; het vel
    • huid [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. skinn
    het hachje
    • hachje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. skinn (hudar; vinsäckar)
    de dierenhuiden; de vellen; de huiden
    • dierenhuiden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • vellen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • huiden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  4. skinn (hudar)
    de schillen
    • schillen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

skinn [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. skinn (päls; pälskappa; pälskrage)
    afzetting met bont

Vertaal Matrix voor skinn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetting met bont päls; pälskappa; pälskrage; skinn
dierenhuiden hudar; skinn; vinsäckar
hachje skinn
huid skinn
huiden hudar; skinn; vinsäckar
schillen hudar; skinn
vel skinn membran; skal
vellen hudar; skinn; vinsäckar hacka ned; såga ned
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schillen skala
vellen fälla träd; hacka ned

Synoniemen voor "skinn":


Wiktionary: skinn

skinn
noun
  1. vel, de buitenste laag weefsel die het lichaam bedekt

Cross Translation:
FromToVia
skinn leer; vacht; vel; huid hide — skin of an animal
skinn huid; vel; pels pelt — the skin of a beast with the hair on; a raw or undressed hide; a skin preserved with the hairy or woolly covering on it
skinn huid; vel skin — outer covering of the body of a person or animal
skinn huid; bont; pels skin — skin of an animal used by humans
skinn leer; leder LederMaterial aus gerben Tierhaut

Verwante vertalingen van skinn