Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schappa:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor schappa (Zweeds) in het Nederlands

schappa:

schappa werkwoord (schappar, schappade, schappat)

  1. schappa (försvinna; hastigt dra iväg)
    er vandoor gaan; er tussenuit knijpen
    • er vandoor gaan werkwoord (ga er vandoor, gaat er vandoor, ging er vandoor, gingen er vandoor, er vandoor gegaan)
    • er tussenuit knijpen werkwoord (knijp er tussenuit, knijpt er tussenuit, kneep er tussenuit, knepen er tussenuit, tussenuit geknepen)

Conjugations for schappa:

presens
  1. schappar
  2. schappar
  3. schappar
  4. schappar
  5. schappar
  6. schappar
imperfekt
  1. schappade
  2. schappade
  3. schappade
  4. schappade
  5. schappade
  6. schappade
framtid 1
  1. kommer att schappa
  2. kommer att schappa
  3. kommer att schappa
  4. kommer att schappa
  5. kommer att schappa
  6. kommer att schappa
framtid 2
  1. skall schappa
  2. skall schappa
  3. skall schappa
  4. skall schappa
  5. skall schappa
  6. skall schappa
conditional
  1. skulle schappa
  2. skulle schappa
  3. skulle schappa
  4. skulle schappa
  5. skulle schappa
  6. skulle schappa
perfekt particip
  1. har schappat
  2. har schappat
  3. har schappat
  4. har schappat
  5. har schappat
  6. har schappat
imperfekt particip
  1. hade schappat
  2. hade schappat
  3. hade schappat
  4. hade schappat
  5. hade schappat
  6. hade schappat
blandad
  1. schappa!
  2. schappa!
  3. schappad
  4. schappande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor schappa:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
er tussenuit knijpen försvinna; hastigt dra iväg; schappa
er vandoor gaan försvinna; hastigt dra iväg; schappa