Zweeds
Uitgebreide vertaling voor schappa (Zweeds) in het Nederlands
schappa:
-
schappa (försvinna; hastigt dra iväg)
er vandoor gaan; er tussenuit knijpen-
er vandoor gaan werkwoord (ga er vandoor, gaat er vandoor, ging er vandoor, gingen er vandoor, er vandoor gegaan)
-
er tussenuit knijpen werkwoord (knijp er tussenuit, knijpt er tussenuit, kneep er tussenuit, knepen er tussenuit, tussenuit geknepen)
-
Conjugations for schappa:
presens
- schappar
- schappar
- schappar
- schappar
- schappar
- schappar
imperfekt
- schappade
- schappade
- schappade
- schappade
- schappade
- schappade
framtid 1
- kommer att schappa
- kommer att schappa
- kommer att schappa
- kommer att schappa
- kommer att schappa
- kommer att schappa
framtid 2
- skall schappa
- skall schappa
- skall schappa
- skall schappa
- skall schappa
- skall schappa
conditional
- skulle schappa
- skulle schappa
- skulle schappa
- skulle schappa
- skulle schappa
- skulle schappa
perfekt particip
- har schappat
- har schappat
- har schappat
- har schappat
- har schappat
- har schappat
imperfekt particip
- hade schappat
- hade schappat
- hade schappat
- hade schappat
- hade schappat
- hade schappat
blandad
- schappa!
- schappa!
- schappad
- schappande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor schappa:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
er tussenuit knijpen | försvinna; hastigt dra iväg; schappa | |
er vandoor gaan | försvinna; hastigt dra iväg; schappa |