Zweeds

Uitgebreide vertaling voor rikedom (Zweeds) in het Nederlands

rikedom:

rikedom [-en] zelfstandig naamwoord

  1. rikedom (lyx; överflöd; överdåd; prakt)
    de luxe; de overvloed; de weelderigheid; de pracht; de weelde
    • luxe [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overvloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • weelderigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • pracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weelde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. rikedom (burgenhet)
    de rijkdom
    • rijkdom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. rikedom (förmögenhet)
    de rijkheid
    • rijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. rikedom (överflöd; myckenhet)
    de veelheid; de talrijkheid

Vertaal Matrix voor rikedom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
luxe lyx; prakt; rikedom; överdåd; överflöd
overvloed lyx; prakt; rikedom; överdåd; överflöd en stor del; massor; mycket; överflod
pracht lyx; prakt; rikedom; överdåd; överflöd pompa; prakt; skönhet; ståt
rijkdom burgenhet; rikedom
rijkheid förmögenhet; rikedom
talrijkheid myckenhet; rikedom; överflöd
veelheid myckenhet; rikedom; överflöd
weelde lyx; prakt; rikedom; överdåd; överflöd
weelderigheid lyx; prakt; rikedom; överdåd; överflöd sensuell

Synoniemen voor "rikedom":


Wiktionary: rikedom


Cross Translation:
FromToVia
rikedom schat treasure — collection of valuable things
rikedom rijkdom wealth — riches; valuable material possessions
rikedom rijkdom wealth — a great amount; an abundance or plenty, usually of money
rikedom overvloed; abundantie; onbekrompenheid; uitbundigheid; weligheid abondance — Grande quantité
rikedom onbekrompenheid; overvloed; uitbundigheid; weligheid opulenceabondance de biens, richesse dont on faire étalage.
rikedom rijkdom; luxe; vruchtbaarheid; weligheid richesseopulence, abondance de biens.