Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- precis:
-
Wiktionary:
- precis → net, zojuist, pas, onlangs, op een haar na, nog net, juist, precies, nauwkeurig, minutieus, scherp, secuur, stipt, zorgvuldig
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor precis (Zweeds) in het Nederlands
precis:
-
precis (exakt; helt riktig; precist)
-
precis (precist; punktligt)
nauwkeurig; precies; nauwgezet; stipt-
nauwkeurig bijvoeglijk naamwoord
-
precies bijvoeglijk naamwoord
-
nauwgezet bijvoeglijk naamwoord
-
stipt bijvoeglijk naamwoord
-
-
precis (precist)
-
precis (riktig; riktigt)
accuraat; nauwkeurig; secuur; precies; nauwgezet; nauwlettend-
accuraat bijvoeglijk naamwoord
-
nauwkeurig bijvoeglijk naamwoord
-
secuur bijvoeglijk naamwoord
-
precies bijvoeglijk naamwoord
-
nauwgezet bijvoeglijk naamwoord
-
nauwlettend bijvoeglijk naamwoord
-
-
precis (exakt)
-
precis (noggrannt; omsorgsfullt; omsorgsfull; riktigt)
-
precis (noggrant; noggran)
nauwgezet; met grote juistheid-
nauwgezet bijvoeglijk naamwoord
-
met grote juistheid bijvoeglijk naamwoord
-
-
precis (på pricken; oförfalskad; bara)
klinkklaar; gewoonweg; rechttoe-
klinkklaar bijvoeglijk naamwoord
-
gewoonweg bijwoord
-
rechttoe bijwoord
-
Vertaal Matrix voor precis:
Synoniemen voor "precis":
Wiktionary: precis
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• precis | → net; zojuist; pas; onlangs | ↔ just — recently |
• precis | → net; op een haar na; nog net; juist | ↔ just — nearly |
• precis | → precies | ↔ just — perfectly |
• precis | → nauwkeurig; precies | ↔ precise — exact |
• precis | → precies | ↔ precisely — in a precise manner |
• precis | → juist; minutieus; precies; scherp; secuur; stipt; zorgvuldig | ↔ précis — Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude. |