Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor pant (Zweeds) in het Nederlands

pant:

pant [-en] zelfstandig naamwoord

  1. pant (garanti; säkerhet; borgen)
    de garantie; de waarborg; de cautie; het onderpand; de waarborgsom; de borg; waarborging; het pand
    • garantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • waarborg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • cautie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onderpand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waarborgsom [de ~] zelfstandig naamwoord
    • borg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waarborging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. pant (säkerhet; garanti)
    de onderpanden

Vertaal Matrix voor pant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borg borgen; garanti; pant; säkerhet
cautie borgen; garanti; pant; säkerhet
garantie borgen; garanti; pant; säkerhet garanti; garantibevis; gratis kundtjänst; säkerhet
onderpand borgen; garanti; pant; säkerhet borgen
onderpanden garanti; pant; säkerhet
pand borgen; garanti; pant; säkerhet boning; bostad; bygge; byggnad; hus
waarborg borgen; garanti; pant; säkerhet garanti; säkerhetsbevis
waarborging borgen; garanti; pant; säkerhet
waarborgsom borgen; garanti; pant; säkerhet borgen

Wiktionary: pant


Cross Translation:
FromToVia
pant onderpand; pand collateral — security or guarantee
pant verpanding pawn — instance of pawning something
pant pand pawn — item sold to a pawn shop

panta:

panta werkwoord (panter, pantte, pant)

  1. panta (låna pengar på)
    verpanden; verpatsen; belenen
    • verpanden werkwoord (verpand, verpandt, verpandde, verpandden, verpand)
    • verpatsen werkwoord (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)
    • belenen werkwoord (beleen, beleent, beleende, beleenden, beleend)

Conjugations for panta:

presens
  1. panter
  2. panter
  3. panter
  4. panter
  5. panter
  6. panter
imperfekt
  1. pantte
  2. pantte
  3. pantte
  4. pantte
  5. pantte
  6. pantte
framtid 1
  1. kommer att panta
  2. kommer att panta
  3. kommer att panta
  4. kommer att panta
  5. kommer att panta
  6. kommer att panta
framtid 2
  1. skall panta
  2. skall panta
  3. skall panta
  4. skall panta
  5. skall panta
  6. skall panta
conditional
  1. skulle panta
  2. skulle panta
  3. skulle panta
  4. skulle panta
  5. skulle panta
  6. skulle panta
perfekt particip
  1. har pant
  2. har pant
  3. har pant
  4. har pant
  5. har pant
  6. har pant
imperfekt particip
  1. hade pant
  2. hade pant
  3. hade pant
  4. hade pant
  5. hade pant
  6. hade pant
blandad
  1. pant!
  2. pant!
  3. pantt
  4. pantande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor panta:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belenen låna pengar på; panta
verpanden låna pengar på; panta
verpatsen låna pengar på; panta

Computer vertaling door derden: