Zweeds

Uitgebreide vertaling voor orenhet (Zweeds) in het Nederlands

orenhet:

orenhet [-en] zelfstandig naamwoord

  1. orenhet
    de onzindelijkheid
  2. orenhet
    de onzuiverheid
  3. orenhet (smutsighet; skitighet)
    de viezigheid; het vuil; de vuiligheid; de viesheid; de smerigheid; de vuilheid
    • viezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vuil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vuiligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • viesheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • smerigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vuilheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. orenhet (smutsighet; fulhet; otäckhet)
    de viezigheid; de smeerlapperij; de viespeukerij

Vertaal Matrix voor orenhet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onzindelijkheid orenhet
onzuiverheid orenhet
smeerlapperij fulhet; orenhet; otäckhet; smutsighet smutsighet; svineri
smerigheid orenhet; skitighet; smutsighet smutsighet; svineri
viesheid orenhet; skitighet; smutsighet motbjudande
viespeukerij fulhet; orenhet; otäckhet; smutsighet smutsighet; svineri
viezigheid fulhet; orenhet; otäckhet; skitighet; smutsighet smutsighet; svineri
vuil orenhet; skitighet; smutsighet smutsighet; svineri
vuilheid orenhet; skitighet; smutsighet fult talande; lortigt; skitigt; smutsiga ord; smutsighet; smutsigt; svineri
vuiligheid orenhet; skitighet; smutsighet fult talande; smutsiga ord; smutsighet; svineri
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vuil kladdig; kladdigt; lortig; lortigt; otvättad; otvättatd; sjaskigt; slabbigt; smetig; smetigt; smutsig; smutsigt; snuskig; snuskigt

Synoniemen voor "orenhet":