Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. optiker:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor optiker (Zweeds) in het Nederlands

optiker:

optiker [-en] zelfstandig naamwoord

  1. optiker
    de opticien
    • opticien [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. optiker
    brillenmaker

Vertaal Matrix voor optiker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brillenmaker optiker
opticien optiker

Wiktionary: optiker

optiker
noun
  1. iemand die kundig is in de optica

Cross Translation:
FromToVia
optiker opticien Optiker — Fachmann, der sich beruflich mit der Herstellung, Reparatur und dem Verkauf optischer Geräte beschäftigt
optiker opticien opticien — Celui qui fabrique, celui qui vendre des instruments d’optique.