Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. obändig:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor obändig (Zweeds) in het Nederlands

obändig:

obändig bijvoeglijk naamwoord

  1. obändig (obändigt)
    wild; ruw; ongetemd; woest; ruig
    • wild bijvoeglijk naamwoord
    • ruw bijvoeglijk naamwoord
    • ongetemd bijvoeglijk naamwoord
    • woest bijvoeglijk naamwoord
    • ruig bijvoeglijk naamwoord
  2. obändig (omedgörlig; obändigt; omedgörligt)
    ontoegeeflijk

Vertaal Matrix voor obändig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wild vild; vilt
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ongetemd obändig; obändigt
ruig obändig; obändigt behårad; behårat; hårigt; karg; ogästvänlig
ruw obändig; obändigt grov; grovt; hård; hårdhudad; hårdhudat; hårt; knottrig; knottrigt; kraftig; kraftigt; kraftigt byggd; obearbetad; obearbetat; ojämnt; robust; råbarkat; rått; skrovlig; skrovligt; stadigt; tuff; tufft; våldsamt
wild obändig; obändigt
woest obändig; obändigt arg; argt; förbannad; förbannat; ilsket; irriterad; irriterat; uppretad; uppretat; upprört; ursinnigt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontoegeeflijk obändig; obändigt; omedgörlig; omedgörligt

Synoniemen voor "obändig":

  • okuvlig