Zweeds
Uitgebreide vertaling voor nytt (Zweeds) in het Nederlands
nytt:
-
nytt (nygjord; nygjort)
-
nytt (ny; färskt)
-
nytt (ny)
-
nytt (ny)
splinternieuw; spiksplinternieuw; nagelnieuw; fonkelnieuw-
splinternieuw bijvoeglijk naamwoord
-
spiksplinternieuw bijvoeglijk naamwoord
-
nagelnieuw bijvoeglijk naamwoord
-
fonkelnieuw bijvoeglijk naamwoord
-
-
nytt (oöppnad; fräscht; oöppnat; orörd; oanvänd; orört; oanvänt)
onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken-
onaangeroerd bijvoeglijk naamwoord
-
onaangetast bijvoeglijk naamwoord
-
ongebruikt bijvoeglijk naamwoord
-
ongeopend bijvoeglijk naamwoord
-
onaangebroken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor nytt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fonkelnieuw | ny; nytt | |
nagelnieuw | ny; nytt | |
nieuw | färskt; ny; nygjord; nygjort; nytt | |
nieuwbakken | färskt; ny; nytt | |
onaangebroken | fräscht; nytt; oanvänd; oanvänt; orörd; orört; oöppnad; oöppnat | |
onaangeroerd | fräscht; nytt; oanvänd; oanvänt; orörd; orört; oöppnad; oöppnat | |
onaangetast | fräscht; nytt; oanvänd; oanvänt; orörd; orört; oöppnad; oöppnat | felfri; felfritt; hel; helt; inte bortskämd; orört; oskadat |
ongebruikt | fräscht; nytt; oanvänd; oanvänt; orörd; orört; oöppnad; oöppnat | |
ongeopend | fräscht; nytt; oanvänd; oanvänt; orörd; orört; oöppnad; oöppnat | |
spiksplinternieuw | ny; nytt | |
splinternieuw | ny; nytt | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nieuwe | ny; nytt | |
pas gekocht | nygjord; nygjort; nytt |