Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. när:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor när (Zweeds) in het Nederlands

när:

när bijvoeglijk naamwoord

  1. när
    wanneer

när

  1. när (ifall; om)

Vertaal Matrix voor när:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wanneer när
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
als ifall; när; om
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
indien ifall; när; om
mits ifall; när; om
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
als i händelse av; ifall; utifall; utifallt
indien i händelse av; ifall; utifall; utifallt
mits i händelse av; på villkor att; utifall; utifallt

Wiktionary: när


Cross Translation:
FromToVia
när naderbij; nabij; dichtbij nigh — near, close by
när wanneer when — direct question
när wanneer when — at what time
när als; wanneer when — at such time as
när als; wanneer; zodra when — as soon as
när toen when — at a time in the past
när wanneer when — what time; which time
när wanneer wann — zu welchem Zeitpunkt
när dichtbij; nabij; daarnaast; ernaast; hiernaast; in de nabijheid près — À petite distance ou à peu de temps.

Verwante vertalingen van när