Zweeds

Uitgebreide vertaling voor man (Zweeds) in het Nederlands

man:

man [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. man (karl; typ)
    de knakker; de man; de knul; de vent; de gozer; de kerel; de gast
    • knakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gozer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. man (make eller maka; fru; livspartner)
    de vrouw; de gade
    • vrouw [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gade [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. man (make)
    de man; de echtgenoot; de gade; de eega
    • man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • echtgenoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gade [de ~] zelfstandig naamwoord
    • eega [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. man (person av manligt kön; herre; make)
    de man; de manspersoon; de vent; de kerel
    • man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • manspersoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. man (äkta hälft; livskamrat; fru; maka; make)
    de echtgenote
  6. man (äktapar; fru)
    de gemalin
    • gemalin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. man (hästman)
    manen van een paard
  8. man
    de man
    • man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor man:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echtgenoot make; man make; äkta man
echtgenote fru; livskamrat; maka; make; man; äkta hälft
eega make; man make; äkta man
gade fru; livspartner; make; make eller maka; man
gast karl; man; typ besökare; gäst; nattgäst; regelbunden kund; övernattningsgäst
gemalin fru; man; äktapar
gozer karl; man; typ grabb; kille; kis; polare
kerel herre; karl; make; man; person av manligt kön; typ grabb; kille; kis; polare
knakker karl; man; typ grabb; kille; kis; polare
knul karl; man; typ grabb; kille; kis; polare
man herre; karl; make; man; person av manligt kön; typ make; äkta man
manen van een paard hästman; man
manspersoon herre; make; man; person av manligt kön
vent herre; karl; make; man; person av manligt kön; typ grabb; karl; kille; kis; pojke; polare; prick
vrouw fru; livspartner; make eller maka; man fru; kvinna

Synoniemen voor "man":


Wiktionary: man

man
noun
  1. persoon van het mannelijk geslacht

Cross Translation:
FromToVia
man echtgenoot; man husband — male partner in marriage
man man; mannetje; jongen male — human of masculine sex or gender
man heer; man man — adult male human
man maan mane — longer hair growth on back of neck of a horse
man maan mane — longer hair growth around head of male lions
man je; men; ze one — indefinite personal pronoun
man ze they — one, people, some people
man men; je; ge; u you — one
man echtgenoot Mann — Verkürzung von Ehemann
man man Mann — erwachsener, männlicher Mensch
man ze; zij man — die Leute (im Sinne von: die Öffentlichkeit)
man maan crinièreensemble des crins qui garnir le cou de certains animaux, comme le cheval, le lion.
man man homme — Être humain adulte de sexe masculin.
man man; manspersoon; vent; kerel; manmens; gozer; gast; menselijk wezen hommeêtre humain mâle ; par opposition à la femme.
man echtgenoot; man; gemaal mariépoux, celui qui unir à une autre personne par le lien conjugal.
man man; manspersoon; vent; kerel; manmens; gozer; gast mâlehomme dans l’espèce humaine.
man echtgenoot; man; gemaal épouxconjoint ; mari.

Verwante vertalingen van man