Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lerig:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor lerig (Zweeds) in het Nederlands

lerig:

lerig bijvoeglijk naamwoord

  1. lerig (lerigt)
    lemen
    • lemen bijvoeglijk naamwoord
  2. lerig (lerigt)
    troebel; onzuiver; drabbig; troebelachtig

lerig zelfstandig naamwoord

  1. lerig (smuts)
    de drek; de smurrie; de prut
    • drek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smurrie [de ~] zelfstandig naamwoord
    • prut [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lerig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drek lerig; smuts avfall; hushållsavfall; hushållssopor; lort; skit; sopor
prut lerig; smuts dy; gyttja; kaffesump; lera; slam; smuts; sörja
smurrie lerig; smuts
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drabbig lerig; lerigt bekymrad; bekymrat; oroat; slaskigt; sluddrig; sluddrigt; smutsigt; smörjig; smörjigt
lemen lerig; lerigt
onzuiver lerig; lerigt bekymrad; bekymrat; oroat
troebel lerig; lerigt bekymrad; bekymrat; dimmig; dimmigt; disig; disigt; oklar; oklart; oroat; otydligt; suddig; suddigt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
troebelachtig lerig; lerigt bekymrad; bekymrat; oroat

Synoniemen voor "lerig":

  • dyig; gyttjig

Verwante vertalingen van lerig