Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- ledande:
- leda:
-
Wiktionary:
- leda → leiden, dirigeren, geleiden, lusteloosheid, verveling, aanvoeren, meevoeren, begeleiden, vooroplopen, voorlopen, runnen, resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, moeheid
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor ledande (Zweeds) in het Nederlands
ledande:
-
ledande (tongivande; ledandet; tongivandet)
leidend; eerste; aanvoerend-
leidend bijvoeglijk naamwoord
-
eerste bijvoeglijk naamwoord
-
aanvoerend bijvoeglijk naamwoord
-
-
ledande
toonaangevend; dominant; vooraanstaande; maatgevend; gezaghebbend-
toonaangevend bijvoeglijk naamwoord
-
dominant bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaande bijvoeglijk naamwoord
-
maatgevend bijvoeglijk naamwoord
-
gezaghebbend bijvoeglijk naamwoord
-
-
ledande
geleidend; stroom doorgevend-
geleidend bijvoeglijk naamwoord
-
stroom doorgevend bijvoeglijk naamwoord
-
-
ledande
richtinggevend-
richtinggevend bijvoeglijk naamwoord
-
-
ledande (ledning; frontposition)
Vertaal Matrix voor ledande:
Synoniemen voor "ledande":
ledande vorm van leda:
-
leda (anföra; dirigera)
-
leda (kommendera; anföra)
-
leda (gå först; gå i första ledet)
Conjugations for leda:
presens
- ledar
- ledar
- ledar
- ledar
- ledar
- ledar
imperfekt
- ledade
- ledade
- ledade
- ledade
- ledade
- ledade
framtid 1
- kommer att leda
- kommer att leda
- kommer att leda
- kommer att leda
- kommer att leda
- kommer att leda
framtid 2
- skall leda
- skall leda
- skall leda
- skall leda
- skall leda
- skall leda
conditional
- skulle leda
- skulle leda
- skulle leda
- skulle leda
- skulle leda
- skulle leda
perfekt particip
- har ledat
- har ledat
- har ledat
- har ledat
- har ledat
- har ledat
imperfekt particip
- hade ledat
- hade ledat
- hade ledat
- hade ledat
- hade ledat
- hade ledat
blandad
- leda!
- leda!
- ledad
- ledande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor leda:
Synoniemen voor "leda":
Wiktionary: leda
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leda | → leiden | ↔ conduct — lead or guide |
• leda | → leiden | ↔ conduct — direct or manage |
• leda | → dirigeren | ↔ conduct — music: to direct |
• leda | → geleiden | ↔ conduct — act as a conductor (of heat, electricity, etc.) |
• leda | → lusteloosheid; verveling | ↔ ennui — listlessness, boredom |
• leda | → leiden; aanvoeren | ↔ head — (transitive) be in command of |
• leda | → leiden | ↔ lead — guide or conduct with the hand, or by means of some physical contact connection |
• leda | → leiden | ↔ lead — conduct or direct with authority |
• leda | → leiden | ↔ lead — guide or conduct in a certain course |
• leda | → leiden | ↔ lead — go or be in advance of; precede |
• leda | → leiden | ↔ lead — draw or direct by influence |
• leda | → leiden; meevoeren; begeleiden | ↔ lead — intransitive: to guide or conduct |
• leda | → vooroplopen; aanvoeren | ↔ lead — intransitive: be ahead of others |
• leda | → aanvoeren; vooroplopen | ↔ lead — intransitive: have the highest interim score in a game |
• leda | → voorlopen | ↔ lead — intransitive: be more advanced |
• leda | → leiden | ↔ leiten — etwas in eine bestimmte Richtung/an ein bestimmtes Ziel lenken |
• leda | → leiden; runnen | ↔ leiten — die Führung ausüben |
• leda | → resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• leda | → moeheid; lusteloosheid | ↔ lassitude — sensation de fatigue causer par une mauvaise disposition de santé. |