Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. led:
  2. lida:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor led (Zweeds) in het Nederlands

led:

led [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. led (rad; länga)
    rij manschappen; het gelid
  2. led (räcka; rad)
    het gelid; de rij
    • gelid [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rij [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor led:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelid led; länga; rad; räcka gradera
rij led; rad; räcka fil; följd; kedja; rad; räcka; sekvens; serie
rij manschappen led; länga; rad

Synoniemen voor "led":


Wiktionary: led

led
noun
  1. verbinding

Cross Translation:
FromToVia
led gewricht joint — part of the body where bones join
led lijn; file; rij line — straight sequence of people, queue
led tand; punt; spits; piek prong — thin, pointed, projecting part
led gewricht GelenkAnatomie: bewegliche Verbindung von Knochen

led vorm van lida:

lida werkwoord (lider, led, lidit)

  1. lida (uthärda; fördraga; tåla)
    doorstaan; verdragen; doorleven; verteren; verduren
    • doorstaan werkwoord (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorleven werkwoord
    • verteren werkwoord (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
    • verduren werkwoord (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
  2. lida (undergå; genomgå; tåla; utstå)
    lijden
    • lijden werkwoord (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)

Conjugations for lida:

presens
  1. lider
  2. lider
  3. lider
  4. lider
  5. lider
  6. lider
imperfekt
  1. led
  2. led
  3. led
  4. led
  5. led
  6. led
framtid 1
  1. kommer att lida
  2. kommer att lida
  3. kommer att lida
  4. kommer att lida
  5. kommer att lida
  6. kommer att lida
framtid 2
  1. skall lida
  2. skall lida
  3. skall lida
  4. skall lida
  5. skall lida
  6. skall lida
conditional
  1. skulle lida
  2. skulle lida
  3. skulle lida
  4. skulle lida
  5. skulle lida
  6. skulle lida
perfekt particip
  1. har lidit
  2. har lidit
  3. har lidit
  4. har lidit
  5. har lidit
  6. har lidit
imperfekt particip
  1. hade lidit
  2. hade lidit
  3. hade lidit
  4. hade lidit
  5. hade lidit
  6. hade lidit
blandad
  1. lid!
  2. lid!
  3. lidande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor lida:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lijden lidande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorleven fördraga; lida; tåla; uthärda
doorstaan fördraga; lida; tåla; uthärda bära; stå ut med; uthärda
lijden genomgå; lida; tåla; undergå; utstå
verdragen fördraga; lida; tåla; uthärda bära; orka; stå ut med; uthärda; utstå
verduren fördraga; lida; tåla; uthärda bära; stå ut med; uthärda
verteren fördraga; lida; tåla; uthärda avta; gå utför; konsumera; nötas ut; ruttna; spendera pengar; utnötas; utslitas; vara i avtagande

Synoniemen voor "lida":

  • må dåligt; plågas; ha ont; uthärda

Wiktionary: lida


Cross Translation:
FromToVia
lida lijden leiden — starke psychische oder physische Schmerzen verspüren
lida lijden suffer — to undergo hardship
lida doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen endurersouffrir, supporter avec fermeté, constance.

Verwante vertalingen van led