Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- låg:
- ligga:
-
Wiktionary:
- låg → laag
- låg → zwaar, diep, lage, laag, gedrongen, gemeen, infaam, laaghartig, schunnig, vuig, immoreel, onzedelijk, zedeloos, zedenkwetsend, nietswaardig, verachtelijk, onguur, ploertig, rottig, afschuwelijk, ijselijk, afgrijselijk, verfoeilijk, abominabel
- ligga → wezen, liggen, zitten, staan, zijn, gelegen zijn
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor låg (Zweeds) in het Nederlands
låg:
-
låg (elak; lågt; ont; nedrigt; elakt)
laag; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel; laaghartig-
laag bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
onedel bijvoeglijk naamwoord
-
laaghartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
låg (inte högt; lågt)
-
låg (nere; lågt; nerslagen; bedrövat; deprimerat; nerslaget)
terneergeslagen; moedeloos; gedrukt; bedrukt; mismoedig-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
moedeloos bijvoeglijk naamwoord
-
gedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
bedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
mismoedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
låg (obskyrt; mörkt; lågt; otydlig; otydligt; dunkelt; dunkel; dubiöst)
-
låg (lågt)
laaghangend-
laaghangend bijvoeglijk naamwoord
-
-
låg (lägsta tiden)
het laagterecord
Vertaal Matrix voor låg:
Synoniemen voor "låg":
Wiktionary: låg
låg
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• låg | → zwaar; diep | ↔ deep — of a sound or voice, low in pitch |
• låg | → lage; laag | ↔ low — in a position comparatively close to the ground |
• låg | → gedrongen | ↔ squat — relatively short or low and thick or broad |
• låg | → gemeen; infaam; laag; laaghartig; schunnig; vuig; immoreel; onzedelijk; zedeloos; zedenkwetsend; nietswaardig; verachtelijk; onguur; ploertig; rottig; afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable. |
ligga:
-
ligga (vara placerad)
Conjugations for ligga:
presens
- ligger
- ligger
- ligger
- ligger
- ligger
- ligger
imperfekt
- låg
- låg
- låg
- låg
- låg
- låg
framtid 1
- kommer att ligga
- kommer att ligga
- kommer att ligga
- kommer att ligga
- kommer att ligga
- kommer att ligga
framtid 2
- skall ligga
- skall ligga
- skall ligga
- skall ligga
- skall ligga
- skall ligga
conditional
- skulle ligga
- skulle ligga
- skulle ligga
- skulle ligga
- skulle ligga
- skulle ligga
perfekt particip
- har legat
- har legat
- har legat
- har legat
- har legat
- har legat
imperfekt particip
- hade legat
- hade legat
- hade legat
- hade legat
- hade legat
- hade legat
blandad
- ligga!
- ligga!
- liggad
- liggande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor ligga:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gelegen zijn | ligga; vara placerad | |
liggen | ligga; vara placerad |
Synoniemen voor "ligga":
Wiktionary: ligga
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ligga | → wezen; liggen; zitten; staan; zijn | ↔ be — occupy a place |
• ligga | → gelegen zijn; liggen | ↔ lie — be situated |
• ligga | → liggen | ↔ lie — be in horizontal position |
• ligga | → liggen | ↔ liegen — eine mehr oder weniger horizontal ausgerichtete Lage einnehmen |
• ligga | → liggen | ↔ liegen — eine als angenehm empfundene Position eines Objektes zu einem anderen |
• ligga | → liggen | ↔ liegen — die relationale Position zweier Objekte bezeichnend |