Overzicht
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- krossad:
-
krossa:
- breken; stukbreken; aan stukken breken; onderdrukken; terughouden; in bedwang houden; bedwingen; beteugelen; fijn drukken; vijzelen; in de prak rijden; verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; vermorzelen; fijnmaken; vergruizen; afslijpen; erafslijpen; pletten; platmaken; fijndrukken; afrossen; in elkaar timmeren; aframmelen; in elkaar rammen; 'n aframmeling geven; kapotdrukken; smashen
-
Wiktionary:
- krossa → vergruizelen, vermalen, verpletteren, pletten, verpulveren, vernietigen, verbrijzelen, breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken, intrappen, vermorzelen
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor krossad (Zweeds) in het Nederlands
krossad:
-
krossad (krossat)
verbrijzeld-
verbrijzeld bijvoeglijk naamwoord
-
-
krossad (krossat)
-
krossad (i bitar; sönder; krossat; kaputt)
kapot; gebroken; defect; stuk; onklaar; aan stukken; in stukken-
kapot bijvoeglijk naamwoord
-
gebroken bijvoeglijk naamwoord
-
defect bijvoeglijk naamwoord
-
stuk bijvoeglijk naamwoord
-
onklaar bijvoeglijk naamwoord
-
aan stukken bijvoeglijk naamwoord
-
in stukken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor krossad:
krossad vorm van krossa:
-
krossa (slå i bitar)
breken; stukbreken; aan stukken breken-
aan stukken breken werkwoord (breek aan stukken, breekt aan stukken, brak aan stukken, braken aan stukken, aan stukken gebroken)
-
krossa (hålla kontrollen över; undertrycka; betvinga; hålla tillbaka)
onderdrukken; terughouden; in bedwang houden; bedwingen; beteugelen-
in bedwang houden werkwoord (houd in bedwang, houdt in bedwang, hield in bedwang, hielden in bedwang, in bedwang gehouden)
-
krossa
-
krossa
-
krossa (slå i kras; slå sönder)
in de prak rijden-
in de prak rijden werkwoord (rijd in de prak, rijdt in de prak, reed in de prak, reden in de prak, in de prak gereden)
-
-
krossa (slå sönder; pressa sönder; stampa sönder; mala sönder)
-
krossa (slita; plugga)
-
krossa (förkrossa)
-
krossa (sabla ner; förstöra; vandalisera)
afrossen; in elkaar timmeren; aframmelen; in elkaar rammen; 'n aframmeling geven-
in elkaar timmeren werkwoord (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)
-
in elkaar rammen werkwoord (ram in elkaar, ramt in elkaar, ramde in elkaar, ramden in elkaar, in elkaar geramd)
-
'n aframmeling geven werkwoord
-
krossa (trycka sönder)
-
krossa (slå sönder)
Conjugations for krossa:
presens
- krossar
- krossar
- krossar
- krossar
- krossar
- krossar
imperfekt
- krossade
- krossade
- krossade
- krossade
- krossade
- krossade
framtid 1
- kommer att krossa
- kommer att krossa
- kommer att krossa
- kommer att krossa
- kommer att krossa
- kommer att krossa
framtid 2
- skall krossa
- skall krossa
- skall krossa
- skall krossa
- skall krossa
- skall krossa
conditional
- skulle krossa
- skulle krossa
- skulle krossa
- skulle krossa
- skulle krossa
- skulle krossa
perfekt particip
- har krossat
- har krossat
- har krossat
- har krossat
- har krossat
- har krossat
imperfekt particip
- hade krossat
- hade krossat
- hade krossat
- hade krossat
- hade krossat
- hade krossat
blandad
- krossa!
- krossa!
- krossad
- krossande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor krossa:
Synoniemen voor "krossa":
Wiktionary: krossa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• krossa | → vergruizelen; vermalen | ↔ crush — to reduce to fine particles by pounding or grinding |
• krossa | → verpletteren; pletten | ↔ crush — to press or bruise between two hard bodies |
• krossa | → verpulveren; vernietigen | ↔ destroy — (colloquial) to defeat soundly |
• krossa | → verbrijzelen | ↔ shatter — to smash, or break into tiny pieces |
• krossa | → breken; afbreken; doorbreken; schenden; stukbreken; verbreken; intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• krossa | → intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ fracasser — briser en éclats, avec violence. |