Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal kramande

Vertaal kramande van Zweeds naar Nederlands

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kramande:
  2. krama:
  3. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kramande (Zweeds) in het Nederlands

kramande:

kramande bijvoeglijk naamwoord

  1. kramande
    knuffelend

kramande zelfstandig naamwoord

  1. kramande (gullande)
    de liefkozing; het geknuffel

Vertaal Matrix voor kramande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geknuffel gullande; kramande
liefkozing gullande; kramande kram; omfamning; smekning; ömhet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knuffelend kramande

krama:

krama werkwoord (kramar, kramade, kramat)

  1. krama
    omhelzen; omarmen; omstrengelen
    • omhelzen werkwoord (omhels, omhelst, omhelsde, omhelsden, omhelsd)
    • omarmen werkwoord (omarm, omarmt, omarmde, omarmden, omarmd)
    • omstrengelen werkwoord (omstrengel, omstrengelt, omstrengelde, omstrengelden, omstrengeld)
  2. krama (kela; omfamna; gosa)
    knuffelen; liefkozen
    • knuffelen werkwoord (knuffel, knuffelt, knuffelde, knuffelden, geknuffeld)
    • liefkozen werkwoord (liefkoos, liefkoost, liefkoosde, liefkoosden, geliefkoosd)
  3. krama (klämma; nypa)
    drukken; knellen
    • drukken werkwoord (druk, drukt, drukte, drukten, gedrukt)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
  4. krama (klämma; pressa; trycka hårt)
    dichtknijpen
    • dichtknijpen werkwoord (knijp dicht, knijpt dicht, kneep dicht, knepen dicht, dichtgeknepen)
  5. krama (smeka; klappa)
    kozen
    • kozen werkwoord (koos, koost, koosde, koosden, gekoosd)
  6. krama (pressa; klämma; nypa)
    knellen; strak zitten
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • strak zitten werkwoord (zit strak, zat strak, zaten strak, strak gezeten)

Conjugations for krama:

presens
  1. kramar
  2. kramar
  3. kramar
  4. kramar
  5. kramar
  6. kramar
imperfekt
  1. kramade
  2. kramade
  3. kramade
  4. kramade
  5. kramade
  6. kramade
framtid 1
  1. kommer att krama
  2. kommer att krama
  3. kommer att krama
  4. kommer att krama
  5. kommer att krama
  6. kommer att krama
framtid 2
  1. skall krama
  2. skall krama
  3. skall krama
  4. skall krama
  5. skall krama
  6. skall krama
conditional
  1. skulle krama
  2. skulle krama
  3. skulle krama
  4. skulle krama
  5. skulle krama
  6. skulle krama
perfekt particip
  1. har kramat
  2. har kramat
  3. har kramat
  4. har kramat
  5. har kramat
  6. har kramat
imperfekt particip
  1. hade kramat
  2. hade kramat
  3. hade kramat
  4. hade kramat
  5. hade kramat
  6. hade kramat
blandad
  1. krama!
  3. krama!
  5. kramad
  6. kramande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

krama [-en] zelfstandig naamwoord

  1. krama (kela)
    de vrijerij; geminnekoos; het gevrij

Vertaal Matrix voor krama:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drukken tryck; utgåva
geminnekoos kela; krama
gevrij kela; krama
vrijerij kela; krama
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtknijpen klämma; krama; pressa; trycka hårt
drukken klämma; krama; nypa
knellen klämma; krama; nypa; pressa gripa om; hålla fast; hålla i; spänna fast
knuffelen gosa; kela; krama; omfamna
kozen klappa; krama; smeka
liefkozen gosa; kela; krama; omfamna hångla
omarmen krama
omhelzen krama
omstrengelen krama
strak zitten klämma; krama; nypa; pressa

Synoniemen voor "krama":


Wiktionary: krama

Cross Translation:
FromToVia
• krama → omarmen; omhelzen; knuffelen ↔ embrace — to hug (a person)
• krama → knuffelen ↔ hug — embrace
• krama → klemmen; knijpen; persen; drukken ↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0398 seconde
Page rendered in 1.0 seconds