Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kräk:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kräk (Zweeds) in het Nederlands

kräk:

kräk [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. kräk
    het braaksel; de kots
    • braaksel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kots [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. kräk (vrak; usling; skurk)
    de sloeber; de schooier
    • sloeber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schooier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kräk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braaksel kräk
kots kräk
schooier kräk; skurk; usling; vrak
sloeber kräk; skurk; usling; vrak

Synoniemen voor "kräk":

  • as; spya; uppkastning; rötägg; fähund; usling; ckel

Wiktionary: kräk


Cross Translation:
FromToVia
kräk eikel; lul; klootzak; vlegel; debiel; idioot douchebag — slang: jerk, idiot
kräk worm; mormel worm — contemptible being

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van kräk