Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal kommande

Vertaal kommande van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

kommande:
- aanstaande; eerstvolgend
- nadering; in aantocht
komma:
- klaarkomen; ejaculeren; aanlopen; komen aanlopen
- komma
- uitkomen; uitstromen
Wiktionary:
- komma → komen, komma, klaarkomen, aankomen
Gebruikers suggesties voor kommande:
- komende

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kommande (Zweeds) in het Nederlands

kommande:

kommande bijvoeglijk naamwoord

kommande
aanstaande; eerstvolgend
- aanstaande bijvoeglijk naamwoord
- eerstvolgend bijvoeglijk naamwoord

kommande zelfstandig naamwoord

kommande (blivande; förestående)
de nadering; in aantocht
- nadering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- in aantocht [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kommande:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanstaande		fästman; fästmö
in aantocht	blivande; förestående; kommande
nadering	blivande; förestående; kommande
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eerstvolgend	kommande
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanstaande	kommande

Synoniemen voor "kommande":

förestå; förestående; framtida; nästkommande; annalkande; nästa

komma:

komma werkwoord (kommer, komm, kommit)

komma (ejakulera)
klaarkomen; ejaculeren
- klaarkomen werkwoord (kom klaar, komt klaar, kwam klaar, kwamen klaar, klaar gekomen)
- ejaculeren werkwoord (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)
komma (komma på besök)
aanlopen; komen aanlopen
- aanlopen werkwoord (loop aan, loopt aan, liep aan, liepen aan, aangelopen)
- komen aanlopen werkwoord

Conjugations for komma:

presens

kommer
kommer
kommer
kommer
kommer
kommer

imperfekt

komm
komm
komm
komm
komm
komm

framtid 1

kommer att komma
kommer att komma
kommer att komma
kommer att komma
kommer att komma
kommer att komma

framtid 2

skall komma
skall komma
skall komma
skall komma
skall komma
skall komma

conditional

skulle komma
skulle komma
skulle komma
skulle komma
skulle komma
skulle komma

perfekt particip

har kommit
har kommit
har kommit
har kommit
har kommit
har kommit

imperfekt particip

hade kommit
hade kommit
hade kommit
hade kommit
hade kommit
hade kommit

blandad

komm!
komm!
kommande

1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

komma [-ett] zelfstandig naamwoord

komma
de komma
- komma [de ~] zelfstandig naamwoord

komma

komma (strömma ut)
uitkomen; uitstromen
- uitkomen
- uitstromen

Vertaal Matrix voor komma:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
komma	komma
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanlopen	komma; komma på besök
ejaculeren	ejakulera; komma	ejakulera
klaarkomen	ejakulera; komma
komen aanlopen	komma; komma på besök
uitkomen		bli känd; ha sitt ursprung i; härstamma från; klara sig; komma igenom; passa; utgå från; vara bekvämt; vara enkelt; vara fullgjord; vara lämplig; vara riktig; vara uppfyllad; ägna sig för
uitstromen		mynna i
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
komma	komma
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
uitkomen	komma; strömma ut
uitstromen	komma; strömma ut

Synoniemen voor "komma":

sjukdom; anlända; ejakulera; dyka upp

Wiktionary: komma

Cross Translation:

From	To	Via
• komma	→ komen	↔ come — to move from further away to nearer to
• komma	→ komma	↔ comma — Punctuation mark ','
• komma	→ komen; klaarkomen	↔ cum — slang: have an orgasm; ejaculate
• komma	→ aankomen	↔ get — arrive at
• komma	→ komma	↔ point — arithmetic: decimal point (note: many languages use a comma (',') rather than a dot as a decimal point, and hence the translations into these languages reflect this.)
• komma	→ komen	↔ venir — Traductions de venir
• komma	→ komma	↔ virgule — Signe de ponctuation indiquant une pause

Verwante vertalingen van kommande