Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor knut (Zweeds) in het Nederlands

knut:

knut zelfstandig naamwoord

  1. knut
    de strik; schuifknoop
    • strik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schuifknoop [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. knut
    de knot; streng garen
    • knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • streng garen [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. knut (hårknut)
    de knoedel; de vlecht; de kluwen; haarknot; het knoedeltje; de knot; het knotje; de knoet; de wrong
    • knoedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vlecht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kluwen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • haarknot [znw.] zelfstandig naamwoord
    • knoedeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knotje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • knoet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wrong [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haarknot hårknut; knut
kluwen hårknut; knut
knoedel hårknut; knut
knoedeltje hårknut; knut
knoet hårknut; knut knutpiska
knot hårknut; knut hårknut
knotje hårknut; knut
schuifknoop knut
streng garen knut
strik knut
vlecht hårknut; knut hårfläta
wrong hårknut; knut

Synoniemen voor "knut":

  • knop

Wiktionary: knut


Cross Translation:
FromToVia
knut hoek angle — corner where two walls intersect
knut kink kink — tight curl, twist, or bend
knut knoop knot — mathematics closed curve
knut kluwen knot — tangled clump
knut knoop knot — looping
knut knoop Knoten — fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
knut snijpunt; knooppunt KnotenMathematik: Objekt der Graphentheorie, an dem eine oder mehrere Kanten ansetzen
knut geleding; knoest; knoop; knooppunt; kwast; lis; lus; strik nœud — À classer