Zweeds

Uitgebreide vertaling voor klistra (Zweeds) in het Nederlands

klistra:

klistra werkwoord (klistrar, klistrade, klistrat)

  1. klistra (limma)
    kitten
    • kitten werkwoord (kit, kitte, kitten, gekit)
  2. klistra (limma)
    plakken; vastplakken; aan elkaar hangen; klitten; aaneenplakken; aan elkaar kleven; kleven
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • vastplakken werkwoord (plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
    • aan elkaar hangen werkwoord
    • klitten werkwoord (klit, klitte, klitten, geklit)
    • aaneenplakken werkwoord (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
    • aan elkaar kleven werkwoord (kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
    • kleven werkwoord (kleef, kleeft, kleefde, kleefden, gekleefd)
  3. klistra (häfta; klibba)
    plakken; kleven; iets vastkleven; vastlijmen
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • kleven werkwoord (kleef, kleeft, kleefde, kleefden, gekleefd)
    • iets vastkleven werkwoord
    • vastlijmen werkwoord (lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)
  4. klistra (limma; hoplimma)
    vasthechten; hechten; lijmen; vastplakken; vastlijmen; opplakken
    • vasthechten werkwoord (hecht vast, hechtte vast, hechtten vast, vastgehecht)
    • hechten werkwoord (hecht, hechtte, hechtten, gehecht)
    • lijmen werkwoord (lijm, lijmt, lijmde, lijmden, gelijmd)
    • vastplakken werkwoord (plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
    • vastlijmen werkwoord (lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)
    • opplakken werkwoord (plak op, plakt op, plakte op, plakten op, opgeplakt)
  5. klistra (limma ihop; limma)
    vastplakken; aan elkaar kleven; plakken; klitten; aaneenplakken
    • vastplakken werkwoord (plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
    • aan elkaar kleven werkwoord (kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • klitten werkwoord (klit, klitte, klitten, geklit)
    • aaneenplakken werkwoord (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
  6. klistra (sitta fast; ansluta sig; fastna; limma; klibba)
    vastlijmen; aanlijmen; lijmen
    • vastlijmen werkwoord (lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)
    • aanlijmen werkwoord (lijm aan, lijmt aan, lijmde aan, lijmden aan, aangelijmd)
    • lijmen werkwoord (lijm, lijmt, lijmde, lijmden, gelijmd)
  7. klistra (klistra ihop)
    plakken; aaneenplakken; klitten; vastlijmen
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • aaneenplakken werkwoord (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
    • klitten werkwoord (klit, klitte, klitten, geklit)
    • vastlijmen werkwoord (lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)

Conjugations for klistra:

presens
  1. klistrar
  2. klistrar
  3. klistrar
  4. klistrar
  5. klistrar
  6. klistrar
imperfekt
  1. klistrade
  2. klistrade
  3. klistrade
  4. klistrade
  5. klistrade
  6. klistrade
framtid 1
  1. kommer att klistra
  2. kommer att klistra
  3. kommer att klistra
  4. kommer att klistra
  5. kommer att klistra
  6. kommer att klistra
framtid 2
  1. skall klistra
  2. skall klistra
  3. skall klistra
  4. skall klistra
  5. skall klistra
  6. skall klistra
conditional
  1. skulle klistra
  2. skulle klistra
  3. skulle klistra
  4. skulle klistra
  5. skulle klistra
  6. skulle klistra
perfekt particip
  1. har klistrat
  2. har klistrat
  3. har klistrat
  4. har klistrat
  5. har klistrat
  6. har klistrat
imperfekt particip
  1. hade klistrat
  2. hade klistrat
  3. hade klistrat
  4. hade klistrat
  5. hade klistrat
  6. hade klistrat
blandad
  1. klistra!
  2. klistra!
  3. klistrad
  4. klistrande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor klistra:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlijmen klistrande
kleven klistrande
lijmen klistrande
plakken klistrande
vasthechten häftande
vastlijmen klistrande
vastplakken klistra ihop
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar hangen klistra; limma
aan elkaar kleven klistra; limma; limma ihop
aaneenplakken klistra; klistra ihop; limma; limma ihop
aanlijmen ansluta sig; fastna; klibba; klistra; limma; sitta fast
hechten hoplimma; klistra; limma fästa; sy ihop; sätta fast
iets vastkleven häfta; klibba; klistra
kitten klistra; limma
kleven häfta; klibba; klistra; limma
klitten klistra; klistra ihop; limma; limma ihop fästa ihop; hålla tillsammans; sticka
lijmen ansluta sig; fastna; hoplimma; klibba; klistra; limma; sitta fast klibba samman; limma; limma samman; sammanlänkande
opplakken hoplimma; klistra; limma
plakken häfta; klibba; klistra; klistra ihop; limma; limma ihop klistra in
vasthechten hoplimma; klistra; limma
vastlijmen ansluta sig; fastna; hoplimma; häfta; klibba; klistra; klistra ihop; limma; sitta fast klibba samman; limma; limma samman
vastplakken hoplimma; klistra; limma; limma ihop klibba samman; limma; limma samman

Synoniemen voor "klistra":


Wiktionary: klistra


Cross Translation:
FromToVia
klistra lijmen glue — join with glue

Verwante vertalingen van klistra