Zweeds

Uitgebreide vertaling voor klaga (Zweeds) in het Nederlands

klaga:

klaga werkwoord (klagar, klagade, klagat)

  1. klaga (gnälla)
    kermen
    • kermen werkwoord (kerm, kermt, kermde, kermden, gekermd)
  2. klaga (jämra sig)
    jammeren; jeremiëren; weeklagen
    • jammeren werkwoord (jammer, jammert, jammerde, jammerden, gejammerd)
    • jeremiëren werkwoord (jeremiëer, jeremiëert, jeremiëerde, jeremiëerden, gejeremiëerd)
    • weeklagen werkwoord (weeklaag, weeklaagt, weeklaagde, weeklaagden, geweeklaagd)
  3. klaga (knota)
    kankeren; zeuren
    • kankeren werkwoord (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)
    • zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
  4. klaga (gnata)
    zeuren; klagen
    • zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
    • klagen werkwoord (klaag, klaagt, klaagde, klaagden, geklaagd)
  5. klaga (göra invändningar; opponera sig)
    bezwaren; bezwaar maken; bezwaar aantekenen
    • bezwaren werkwoord (bezwaar, bezwaart, bezwaarde, bezwaarden, bezwaard)
    • bezwaar maken werkwoord (maak bezwaar, maakt bezwaar, maakte bezwaar, maakten bezwaar, bezwaar gemaakt)
    • bezwaar aantekenen werkwoord (teken bezwaar aan, tekent bezwaar aan, tekende bezwaar aan, tekenden bezwaar aan, bezwaar aangetekend)
  6. klaga (knorra; muttra; morra lågt)
    foeteren
    • foeteren werkwoord (foeter, foetert, foeterde, foeterden, gefoeterd)
  7. klaga (protestera)
    reclameren; eisen
    • reclameren werkwoord (reclameer, reclameert, reclameerde, reclameerden, gereclameerd)
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
  8. klaga (begråta; beklaga; jämra)
    rouwklagen
    • rouwklagen werkwoord (rouwklaag, rouwklaagt, rouwklaagde, rouwklaagden, gerouwklaagd)
  9. klaga (gruffa; knorra; knota)
    sakkeren
    • sakkeren werkwoord (sakker, sakkert, sakkerde, sakkerden, gesakkerd)
  10. klaga (gråta; jämra sig)
    huilen; schreien
    • huilen werkwoord (huil, huilt, huilde, huilden, gehuild)
    • schreien werkwoord (schrei, schreit, schreide, schreiden, geschreid)
  11. klaga (muttra; mumla)
    protesteren; sputteren; tegensputteren; tegenpruttelen
    • protesteren werkwoord (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • sputteren werkwoord (sputter, sputtert, sputterde, sputterden, gesputterd)
    • tegensputteren werkwoord (sputter tegen, sputtert tegen, sputterde tegen, sputterden tegen, tegengesputterd)
    • tegenpruttelen werkwoord (pruttel tegen, pruttelt tegen, pruttelde tegen, pruttelden tegen, tegengeprutteld)
  12. klaga (skrika; skria)
    uitgieren
  13. klaga (brumma; kurra; knorra; knota)
    knorrend geluid maken; knorren

Conjugations for klaga:

presens
  1. klagar
  2. klagar
  3. klagar
  4. klagar
  5. klagar
  6. klagar
imperfekt
  1. klagade
  2. klagade
  3. klagade
  4. klagade
  5. klagade
  6. klagade
framtid 1
  1. kommer att klaga
  2. kommer att klaga
  3. kommer att klaga
  4. kommer att klaga
  5. kommer att klaga
  6. kommer att klaga
framtid 2
  1. skall klaga
  2. skall klaga
  3. skall klaga
  4. skall klaga
  5. skall klaga
  6. skall klaga
conditional
  1. skulle klaga
  2. skulle klaga
  3. skulle klaga
  4. skulle klaga
  5. skulle klaga
  6. skulle klaga
perfekt particip
  1. har klagat
  2. har klagat
  3. har klagat
  4. har klagat
  5. har klagat
  6. har klagat
imperfekt particip
  1. hade klagat
  2. hade klagat
  3. hade klagat
  4. hade klagat
  5. hade klagat
  6. hade klagat
blandad
  1. klaga!
  2. klaga!
  3. klagad
  4. klagande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor klaga:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezwaar aantekenen göra invändningar; klaga; opponera sig
bezwaar maken göra invändningar; klaga; opponera sig
bezwaren göra invändningar; klaga; opponera sig göra tyngre
eisen klaga; protestera fordra; göra anspråk på; göra gällande; kräva; påstå
foeteren klaga; knorra; morra lågt; muttra
huilen gråta; jämra sig; klaga böla; grina; gråta; lipa; skrika; snyfta; tjuta
jammeren jämra sig; klaga
jeremiëren jämra sig; klaga
kankeren klaga; knota gnälla; knorra; kvirra
kermen gnälla; klaga
klagen gnata; klaga gnälla; göra invändningar mot; knorra; kritisera; kvirra; lämna ett klagomål; uttrycka missnöje
knorren brumma; klaga; knorra; knota; kurra snarka
knorrend geluid maken brumma; klaga; knorra; knota; kurra
protesteren klaga; mumla; muttra göra invändningar; göra motstånd; invända; motsätta sig; opponera sig; protestera
reclameren klaga; protestera
rouwklagen begråta; beklaga; jämra; klaga
sakkeren gruffa; klaga; knorra; knota
schreien gråta; jämra sig; klaga
sputteren klaga; mumla; muttra
tegenpruttelen klaga; mumla; muttra
tegensputteren klaga; mumla; muttra
uitgieren klaga; skria; skrika
weeklagen jämra sig; klaga
zeuren gnata; klaga; knota fördröja; tjata; uppehålla

Synoniemen voor "klaga":


Wiktionary: klaga


Cross Translation:
FromToVia
klaga donderjagen; emmeren; kankeren; katten; preutelen; pezeweven; mopperen; meieren; zaniken; pruttelen; zemelen; zeiken; zeuren nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern
klaga mopperen; zeuren; zagen whinge — to complain or protest