Kaka in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

kaka:
- koekje; biscuit; koek; kaakje; biscuitje; cake; kleine kaak; biskwietje
Wiktionary:
- kaka → koek
- kaka → blok, stuk, gebak, cake, taart, koekje, kaka, koek

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kaka (Zweeds) in het Nederlands

kaka (skorpa; kex)
het koekje; de biscuit; de koek; het kaakje; het biscuitje
- koekje [het ~] zelfstandig naamwoord
- biscuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- koek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kaakje [het ~] zelfstandig naamwoord
- biscuitje [het ~] zelfstandig naamwoord
kaka (tårta; mjuk kaka)
de cake
- cake [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
kaka (kex)
kleine kaak; het kaakje; het biskwietje
- kleine kaak [znw.] zelfstandig naamwoord
- kaakje [het ~] zelfstandig naamwoord
- biskwietje [het ~] zelfstandig naamwoord

kaka

noun

voeding|nld een baksel uit de oven met als belangrijkste ingrediënt deeg. Er zijn veel varianten, bijvoorbeeld met chocola, rozijnen of glazuur
- koek → kaka

Cross Translation:

From	To	Via
• kaka	→ blok; stuk	↔ cake — a block of solid material
• kaka	→ gebak; cake; taart	↔ cake — a sweet dessert
• kaka	→ koekje	↔ cookie — flat cake
• kaka	→ kaka	↔ Kaka — Zoologie: neuseeländischer, rot-braun gefärbter Papagei aus der Gattung Nestor
• kaka	→ koekje	↔ Keks — gebackene Süßigkeit
• kaka	→ taart	↔ Kuchen — ein süßes Gebäck; aus backen Teig bestehendes Nahrungsmittel beziehungsweise Genussmittel
• kaka	→ cake; koek	↔ gâteau — Pâtisserie