Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. jacka:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor jacka (Zweeds) in het Nederlands

jacka:

jacka [-en] zelfstandig naamwoord

  1. jacka (blus)
    de kiel; de hes; loshangend kort overkleed
  2. jacka (mantel; rock; kappa; päls; överrock)
    de mantel; de overjas
    • mantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overjas [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. jacka
    het jack
    – sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan 1
    • jack [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb een warm jack gekocht om te gaan skiën1
  4. jacka
    de colbert; het jasje
    • colbert [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • jasje [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. jacka (kofta; kort rock)
    de jak
    • jak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. jacka (kavaj)
    de jassen
    • jassen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  7. jacka (omslag)
    halflange herenjas

Vertaal Matrix voor jacka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colbert jacka
halflange herenjas jacka; omslag
hes blus; jacka
jack jacka
jak jacka; kofta; kort rock
jasje jacka sjömansjacka
jassen jacka; kavaj
kiel blus; jacka
loshangend kort overkleed blus; jacka
mantel jacka; kappa; mantel; päls; rock; överrock rock; överrock
overjas jacka; kappa; mantel; päls; rock; överrock rock; överrock
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jassen skala; skala potatis

Synoniemen voor "jacka":

  • ytterjacka

Wiktionary: jacka


Cross Translation:
FromToVia
jacka jas jacket — piece of clothing worn on the upper body outside a shirt or blouse
jacka buis; colbert; jasje veston — habil|fr vêtement masculin, d’intérieur ou de ville, court et sans basques.

Verwante vertalingen van jacka