Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. isär:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor isär (Zweeds) in het Nederlands

isär:

isär bijvoeglijk naamwoord

  1. isär
  2. isär
    apart
    • apart bijvoeglijk naamwoord
  3. isär (åtskilt; åtskild)
    uit elkaar; uiteen; uitelkaar; vaneen; van elkander; uit elkander; van elkaar

Vertaal Matrix voor isär:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apart isär bisarrt; enskilt; excentriskt; exentrisk; exentriskt; exotiskt; isolerad; kuriös; kuriöst; oregelbundet; separat; separerat; skild från; skilt; skilt från; stå ensam; sällsynt; särad; särat; säregen; säreget; udda; underlig; underligt; unik; unikt; urskiljt; utländsk; utländskt; utsöndrad; utsöndrat
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doormidden isär
uiteen isär; åtskild; åtskilt
vaneen isär; åtskild; åtskilt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uit elkaar isär; åtskild; åtskilt
uit elkander isär; åtskild; åtskilt
uitelkaar isär; åtskild; åtskilt
van elkaar isär; åtskild; åtskilt
van elkander isär; åtskild; åtskilt

Synoniemen voor "isär":

  • tskils; frånskilda; delad

Wiktionary: isär


Cross Translation:
FromToVia
isär ver- up — completely, thoroughly

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van isär