Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. horn:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor horn (Zweeds) in het Nederlands

horn:

horn [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. horn
    het gewei; de horens
    • gewei [het ~] zelfstandig naamwoord
    • horens [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. horn
    het hoorntje
    • hoorntje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. horn (horn på hjortdjur)
    de hoorns
    • hoorns [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor horn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gewei horn hjortdjurshorn
hoorns horn; horn på hjortdjur
hoorntje horn
horens horn

Synoniemen voor "horn":


Wiktionary: horn

horn
noun
  1. een stel uit been bestaande hoorns van herten; al dan niet vertakt

Cross Translation:
FromToVia
horn gewei antler — bony structure on the head of deer, moose and elk
horn flügelhorn; bugel bugle — music: simple brass instrument
horn hoorn horn — growth on the heads of certain animals
horn hoorn horn — substance
horn hoorn horn — any of several musical wind instruments
horn gewei Geweih — knochiger, verästelter Stirnschmuck des Hirsches
horn claxon; toeter Hupe — Gegenstand zum Erzeugen eines Warn- oder Signaltones; Signalhorn, Rufhorn
horn hoorn; toeter; claxon; verklikker avertisseur — Celui qui avertir.
horn gewei; bos; woud; foreest; bosschage bois — (botanique) substance dure et fibreux des arbres.
horn hoorn corne — Excroissance sur la tête de certains ruminants
horn hoorn corne — Substance dure à base de kératine
horn horen corne — Instrument de musique de la famille des cornes
horn gewei ramure — Bois d’un cervidé

Verwante vertalingen van horn