Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hinder (Zweeds) in het Nederlands

hinder:

hinder [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. hinder (förhinder)
    de verhindering; verhinderd zijn
  2. hinder
    de belemmering; de obstructie; de verhindering
  3. hinder
    de bemoeilijking; de hinder
  4. hinder
    het obstakel; de belemmering; het beletsel; de hindernis; de klip
    • obstakel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • belemmering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • beletsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hindernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • klip [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. hinder (förhindrande; stopp; avspärrning)
    beletten; weerhouden; afhouden
  6. hinder (tygel)
    de breidel
    • breidel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. hinder (besvär; olägenhet)
    de overlast; de hinder
    • overlast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hinder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. hinder (ojämnhet; knöl)
    de bobbel; de ongelijkheid; de oneffenheid; de hobbel
  9. hinder (stötesten)
    het struikelblok

Vertaal Matrix voor hinder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden avspärrning; förhindrande; hinder; stopp
belemmering hinder
beletsel hinder
beletten avspärrning; förhindrande; hinder; stopp
bemoeilijking hinder
bobbel hinder; knöl; ojämnhet blåmärke; bula; böld; svullnad; svullnande; svällning; utpulande
breidel hinder; tygel
hinder besvär; hinder; olägenhet besvär; obehag; obekvämlighet; olägenhet; omak
hindernis hinder barriär; spärr hinder
hobbel hinder; knöl; ojämnhet knöl
klip hinder bergvägg; brant klippa; klippa; stup
obstakel hinder
obstructie hinder blockering
oneffenheid hinder; knöl; ojämnhet hårdhet; ojämnhet; råhet
ongelijkheid hinder; knöl; ojämnhet
overlast besvär; hinder; olägenhet besvär; obehag; obekvämlighet; olägenhet; omak
struikelblok hinder; stötesten
verhinderd zijn förhinder; hinder
verhindering förhinder; hinder
weerhouden avspärrning; förhindrande; hinder; stopp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden avvärja; dra av; dra ifrån; förhindra; hindra; hålla tillbaka; hålla undan; parera; stoppa
beletten förebygga; förhindra; hejda; hindra; hämma; hålla tillbaka; stoppa
weerhouden hindra; hålla tillbaka; stoppa

Synoniemen voor "hinder":


Wiktionary: hinder


Cross Translation:
FromToVia
hinder verstopping block — something that prevents passing
hinder hindernis; impediment; beletsel; belemmering; obstakel impediment — hindrance; that which impedes progress
hinder obstakel obstacle — something that impedes, stands in the way of, or holds up progress
hinder hindernis HemmnisErschwernis, Hindernis
hinder hindernis HindernisSport: durch Springen zu überwindende Konstruktion, zum Beispiel beim Hindernislauf oder beim Springreiten oder Vielseitigkeitsreiten
hinder belemmering; obstakel; hindernis Hindernis — ein Gegenstand, der das Weiterkommen verhindern oder behindern
hinder belemmering; obstakel; hindernis Hindernisim übertragenen Sinne: eine Tatsache, die eine Entwicklung verhindert oder behindert
hinder benardheid; penarie; verlegenheid; hinder; knelpunt embarras — Ce qui embarrasse ou résultat de l’action d’embarrasser.

Verwante vertalingen van hinder