Zweeds
Uitgebreide vertaling voor het (Zweeds) in het Nederlands
het:
-
het (hett; ivrigt; passionerat; eldigt; ivrig)
hartstochtelijk; gepassioneerd; temperamentvol; vurig; heetbloedig; stormachtig; warmbloedig-
hartstochtelijk bijvoeglijk naamwoord
-
gepassioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
temperamentvol bijvoeglijk naamwoord
-
vurig bijvoeglijk naamwoord
-
heetbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
stormachtig bijvoeglijk naamwoord
-
warmbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
het (glödandet; intensiv; intensivt; innerligt; glödande; brinnandet)
-
het (hett; upphetsatt)
geagiteerd; levendig; verhit-
geagiteerd bijvoeglijk naamwoord
-
levendig bijvoeglijk naamwoord
-
verhit bijvoeglijk naamwoord
-
-
het